Translations for „Anklänge“ in the Dutch » German Dictionary

hand·lan·ger <handlanger|s> [hɑntlɑŋər] N m

1. handlanger (medeplichtige):

handlanger

Helfershelfer m pej

2. handlanger (helper):

handlanger

Handlanger m pej

aan·kla·ger <aanklager|s> [aŋklaɣər] N m

aanklager

Ankläger m

aanklager

Kläger m

de openbare aanklager

der Staatsanwalt

de openbare aanklager (collectief)

die Staatsanwaltschaft

aan·kla·gen <klaagde aan, h. aangeklaagd> [aŋklaɣə(n)] VB trans

aanklagen

anklagen

aanklagen

verklagen

iem aanklagen wegens diefstal

jdn des Diebstahls [o. wegen Diebstahls] anklagen

bij·lan·ge [bɛilɑŋə] ADV

bijlange (na) niet

bei Weitem nicht

wan·klank <wanklank|en> [wɑŋklɑŋk] N m

wanklank

Misston m

wanklank

Missklang m

me·lan·ge <melange|s> [melɑ̃ʒə] N nt of m

melange

Melange f

melange

Mischung f

een geurige melange

eine aromatische Mischung

aan·klam·pen <klampte aan, h. aangeklampt> [aŋklɑmpə(n)] VB trans

1. aanklampen (aanspreken):

aanklampen

ansprechen

iem om geld/hulp aanklampen

jdn um Geld/um seine Hilfe bitten

2. aanklampen (enteren):

aanklampen

entern

aanklaag·ster N f

aanklaagster feminine form of aanklager

See also aanklager

aan·kla·ger <aanklager|s> [aŋklaɣər] N m

aanklager

Ankläger m

aanklager

Kläger m

de openbare aanklager

der Staatsanwalt

de openbare aanklager (collectief)

die Staatsanwaltschaft

aan·klacht <aanklacht|en> [aŋklɑxt] N f

1. aanklacht jur.:

aanklacht

Anklage f

een aanklacht indienen

eine Anklage einreichen [o. erheben]

een aanklacht intrekken

eine Anklage zurücknehmen [o. zurückziehen]

stille aanklacht

schweigende [o. stille] Anklage

2. aanklacht (geschrift):

aanklacht

Klage f

ver·lan·gen¹ <verlangen|s> [vərlɑŋə(n)] N nt

verlangen (wens)

Wunsch m

verlangen (eis)

Verlangen nt

verlangen (hunkering)

Sehnsucht f

op verlangen van de chef

auf Wunsch acc des Chefs

branden van verlangen

brennen vor Sehnsucht dat

iem vol verlangen verwachten

jdn sehnsüchtig erwarten

vol verlangen naar iets uitkijken [o. uitzien]

etw herbeisehnen

sa·men·klank [samə(n)klɑŋk] N m geen pl

1. samenklank (harmonie):

samenklank

Zusammenklang m

samenklank

Einklang m

samenklank

Übereinstimmung f

2. samenklank (het gelijktijdig klinken):

samenklank

Zusammenklang m

samenklank

Einklang m

pan·klaar [pɑŋklar] ADJ

panklaar (gereed voor de pan)

küchenfertig

panklaar (om te bakken, braden)

backfertig

panklaar (om te bakken, braden)

bratfertig

panklaar (om te koken)

kochfertig

een panklare oplossing fig

eine Patentlösung

change <change|s> [tʃentʃ] N f

change

Wechselstube f