Dutch » German

Translations for „branden“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

bran·den2 <brandde, h. gebrand> [brɑndə(n)] VB trans

1. branden (door vuur doen verteren):

branden
zoden branden

2. branden (doen smeulen):

branden
wierook branden

4. branden (vastleggen):

branden

5. branden (door vuur bezeren):

branden
zich aan de kachel branden
zijn vingers branden fig

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski