Translations for „Gebildeter“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ge·nie·ter <genieter|s> [ɣənitər] N m

genieter

Genießer m

ge·ploe·ter [ɣəplutər] N nt geen pl

geploeter

Schinderei f

ge·bie·den¹ <gebood, h. geboden> [ɣəbidə(n)] VB trans

1. gebieden (gelasten):

gebieden

befehlen

iem iets gebieden

jdm etw befehlen

2. gebieden (onstoffelijke zaken):

gebieden

gebieten form

het fatsoen gebiedt mij te zwijgen

der Anstand gebietet mir zu schweigen form

3. gebieden rel. (heersen over):

gebieden

herrschen über +acc

gebieden

Herr sein über +acc

ge·bie·dend [ɣəbidənt] ADJ

1. gebiedend (gebod, bevel uitdrukkend):

gebiedend

gebieterisch

een gebiedende toon

ein herrischer Ton

2. gebiedend (dwingend):

gebiedend

zwingend

een gebiedend voorschrift

eine zwingende Vorschrift

3. gebiedend taalk.:

gebiedend

imperativisch spec

gebiedend

Befehls-

de gebiedende wijs

der Imperativ spec

de gebiedende wijs

die Befehlsform

de·ci·me·ter <decimeter|s> [desimetər] N m

decimeter

Dezimeter nt

veel·we·ter <veelweter|s> [velwetər] N m pej

veelweter

Vielwisser m

bet·we·ter <betweter|s> [bɛtwetər] N m

betweter

Besserwisser m

di·a·me·ter <diameter|s> [dijametər] N m

diameter

Durchmesser m

diameter

Diameter m

deze tafel heeft een diameter van anderhalve meter

dieser Tisch misst anderthalb Meter im Durchmesser

mee-eter <mee-eter|s> [meetər] N m

1. mee-eter (talgkliertje):

mee-eter

Mitesser m

2. mee-eter (iem die mee-eet):

mee-eter

Gast m (zum Essen)

sal·pe·ter [sɑlpetər] N nt of m geen pl

1. salpeter (kalisalpeter):

salpeter

Salpeter m

salpeter

Kalisalpeter m

2. salpeter (uitslag op muren):

salpeter

Mauersalpeter m

salpeter

Salpeter m

cric·ke·ter <cricketer|s> [krɪkətər] N m

cricketer

Kricketspieler m

ki·lo·me·ter <kilometer|s> [kilometər] N m

kilometer

Kilometer m

200 kilometer per uur

200 Stundenkilometer pl

vierkante kilometer

Quadratkilometer m

graad·me·ter <graadmeter|s> [ɣratmetər] N m

graadmeter

Gradmesser m

cen·ti·me·ter <centimeter|s> [sɛntimetər] N m

1. centimeter (lengtemaat):

centimeter

Zentimeter nt

een kubieke centimeter

ein Kubikzentimeter

een vierkante centimeter

ein Quadratzentimeter

2. centimeter (meetlint):

centimeter

Maßband nt

men·sen·eter <menseneter|s> [mɛnsə(n)etər] N m

menseneter

Menschenfresser m