Dutch » German

aan·rich·ten <richtte aan, h. aangericht> [anrɪxtə(n)] VB trans

on·der·rich·ten <onderrichtte, h. onderricht> [ɔndərɪxtə(n)] VB trans

1. onderrichten (onderwijzen):

ont·wrich·ten <ontwrichtte, h. ontwricht> [ɔntwrɪxtə(n)] VB trans

lo·ka·li·se·ren <lokaliseerde, h. gelokaliseerd> [lokalizerə(n)] VB trans

af·rich·ten <richtte af, h. afgericht> [ɑfrɪxtə(n)] VB trans

op·rich·ten1 <richtte op, h. opgericht> [ɔprɪxtə(n)] VB trans

over·nach·ten <overnachtte, h. overnacht> [ovərnɑxtə(n)] VB intr

op·lich·ten1 <lichtte op, i. opgelicht> [ɔplɪxtə(n)] VB intr (lichter worden)

toe·lich·ten <lichtte toe, h. toegelicht> [tulɪxtə(n)] VB trans

door·lich·ten <lichtte door, h. doorgelicht> [dorlɪxtə(n)] VB trans

1. doorlichten (licht doen schijnen in alle delen):

2. doorlichten (met röntgenstralen onderzoeken):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski