Dutch » German

Translations for „Prozessrecht“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

kies·recht: noun
pro·za·ïsch: adjective and adverb
scheeps·recht: noun
grond·recht: noun
re·gel·recht: adverb
hoe·de·recht: noun
suc·ces·sie·recht: noun
kaars·recht: adjective and adverb
staats·recht: noun
au·teurs·recht: noun
lood·recht: adjective and adverb
na·ge·recht: noun
stem·recht: noun
voor·recht: noun
kleur·echt: adjective and adverb
on·te·recht: adjective and adverb
vast·recht: noun
asiel·recht: noun

You are viewing results spelled similarly: hoederecht , regelrecht , grondrecht , scheepsrecht , prozaïsch , kiesrecht , successierecht , asielrecht , vastrecht , onterecht , kleurecht , voorrecht , stemrecht , nagerecht , loodrecht , auteursrecht , staatsrecht and kaarsrecht

kies·recht <kiesrecht|en> [kisrɛxt] N nt

actief/passief kiesrecht

aktive(s)/passive(s) Wahlrecht nt

pro·za·ïsch [prozais] ADJ

scheeps·recht [sxepsrɛxt] N nt geen pl

driemaal is scheepsrecht prov

aller guten Dinge sind drei

grond·recht <grondrecht|en> [ɣrɔntrɛxt] N nt

1. grondrecht jur.:

2. grondrecht (recht tot het gebruiken van de grond):

Recht nt auf Bodennutzung

re·gel·recht² [reɣəlrɛxt] ADV

1. regelrecht (direct):

regelrecht van iem afstammen

direkt von jdm abstammen

de kinderen kwamen regelrecht naar huis

die Kinder kamen direkt nach Hause

hij rent regelrecht zijn ondergang tegemoet

er rennt blind ins Verderben

2. regelrecht (op de man af):

iem regelrecht iets vragen

jdn rundheraus etw fragen

3. regelrecht (echt):

hij is regelrecht dom

er ist regelrecht dumm inf

hoe·de·recht <hoederecht|en> [hudərɛxt] N nt Belg

Erziehungsberechtigung f

suc·ces·sie·recht <successierecht|en> [sʏksɛsirɛxt] N nt

successierecht

Erbschaftssteuer f

kaars·recht [karsrɛxt] ADJ

staats·recht <staatsrecht|en> [statsrɛxt] N nt

staatsrecht

staatsrecht (grondwet)

Verfassungsrecht nt

au·teurs·recht <auteursrecht|en> [ɑutørsrɛxt, otørsrɛxt] N nt

auteursrecht

Urheberrecht nt

lood·recht [lotrɛxt] ADJ

1. loodrecht (zuiver recht):

de loodrechte doorsnede

der Vertikalschnitt

de loodrechte lijn

de loodrechte lijn

loodrecht op iets staan

senkrecht auf etw dat stehen

niet loodrecht staan

nicht im Lot sein

niet loodrecht staan

nicht senkrecht stehen

loodrechte wanden

senkrechte Wände

2. loodrecht wisk.:

na·ge·recht <nagerecht|en> [naɣərɛxt] N nt

stem·recht [stɛmrɛxt] N nt geen pl

stemrecht (kiesrecht vooral)

stemrecht voor vrouwen

Frauenwahlrecht nt

voor·recht <voorrecht|en> [vorɛxt] N nt (privilege)

Vorrecht nt

Privileg nt form

de voorrechten van de adel

die Privilegien des Adels

het is mij een voorrecht

es ist mir eine große Ehre

kleur·echt [klørɛxt] ADJ

on·te·recht [ɔntərɛxt] ADJ

unberechtigterweise

een onterecht verwijt

ein unberechtigter Vorwurf

vast·recht [vɑstrɛxt] N nt geen pl

asiel·recht [azilrɛxt] N nt geen pl

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski