Translations for „Radarantenne“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ra·dar·con·tro·le [radɑrkɔntrɔːlə]

radarcontrole [[o. radɑrkɔntrolə]] radarcontrole|s N f:

radarcontrole

Radarkontrolle f

an·ten·ne <antenne|s, antenne|n> [ɑntɛnə] N f

1. antenne techn.:

antenne

Antenne f

2. antenne biol.:

antenne

Antenne f

antenne

Fühler m

3. antenne (bovenstuk van een dobber):

antenne

Spitze f eines Schwimmers

qua·ran·tai·ne <quarantaine|s> [karɑntɛːnə] N f

quarantaine

Quarantäne f

iem in quarantaine plaatsen

jdn unter Quarantäne stellen

di·pool·an·ten·ne <dipoolantenne|s> [dipolɑntɛnə] N f

dipoolantenne

Dipolantenne f

dipoolantenne

Dipol m

scho·tel·an·ten·ne <schotelantenne|s, schotelantenne|n> [sxotəlɑntɛnə] N f

schotelantenne

Schüsselantenne f

ga·ran·tie <garantie|s> [ɣarɑnsi] N f

garantie

Garantie f

een fiets kopen met een jaar garantie

ein Fahrrad kaufen, das ein Jahr Garantie hat

drie jaar garantie op iets krijgen

drei Jahre Garantie auf etw acc bekommen

een schriftelijke garantie geven

eine schriftliche Garantie geben

af·kan·ten <kantte af, h. afgekant> [ɑfkɑntə(n)] VB trans

1. afkanten:

afkanten (de scherpe kanten wegnemen)

abkanten

afkanten (schuin)

abschrägen

afkanten (rond)

abrunden

2. afkanten:

afkanten (handwerken: breiwerk)

abkette(l)n

afkanten (handwerken: stuk stof)

einsäumen