Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: barsten , naasten , haasten , wasten , tasten , casten and vasten

vas·ten1 [vɑstə(n)] N m geen pl

1. vasten (kerkelijk gebod):

Fasten pl form

2. vasten (periode):

Fasten pl form

cas·ten <castte, h. gecast> [kɑːstə(n)] VB trans

tas·ten1 <tastte, h. getast> [tɑstə(n)] VB trans

1. tasten (betasten):

was·ten VB

wasten 3. pers pl imp van wassen², wassen³, wassen⁴

See also wassen , wassen , wassen , wassen

was·sen4 <wies, i. gewassen> [wɑsə(n)] VB intr

1. wassen (groeien):

was·sen3 <waste, h. gewast> [wɑsə(n)] VB trans (met was bestrijken)

was·sen1 [wɑsə(n)] ADJ

haas·ten1 <haastte, h. gehaast> [hastə(n)] VB trans (opzwepen)

naas·ten <naastte, h. genaast> [nastə(n)] VB trans

bar·sten <barstte, i. gebarsten> [bɑrstə(n)] VB intr


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski