Dutch » German

Translations for „apéro“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

You are viewing results spelled similarly: zero , apart , kaper , haperen , perron , kapper , dapper , slaper , libero , hetero and bolero

ka·per <kaper|s> [kapər] N m

1. kaper:

kaper (terrorist)

kaper (bij ontvoering)

2. kaper gesch.:

Kaper m

er zijn kapers op de kust fig

die Konkurrenz ist nicht weit

apart¹ <aparte, aparter, apartst> [apɑrt] ADJ

1. apart:

apart (afzonderlijk)

apart (afzonderlijk)

apart (afzonderlijk)

apart (meerdere personen of zaken)

apart (meerdere personen of zaken)

besondere(r, s)

dit punt vereist een aparte behandeling

dieser Punkt erfordert eine gesonderte Behandlung

daaraan zal ik een apart hoofdstuk wijden

dem werde ich ein besonderes Kapitel widmen

een aparte kamer

ein separates Zimmer

2. apart (exclusief):

apart

besondere(r, s)

zij vormen een klasse apart

sie bilden eine Klasse für sich

dat is een zeer apart model

das ist ein sehr apartes Modell

3. apart (anders, raar):

apart

dat toneelstuk is echt iets aparts

das Theaterstück ist wirklich etw Apartes

hij ziet er wat apart uit

er sieht ein bisschen eigenartig aus

ze·ro¹ [zero] N f geen pl

zero

Null f

ha·pe·ren <haperde, h. gehaperd> [hapərə(n)] VB intr

1. haperen:

haperen (blijven steken: persoon)

haperen (blijven steken: motor)

haperen (blijven steken: sterker)

hij zei dat vers zonder haperen op

er trug das Gedicht ohne zu stocken vor

2. haperen (mankeren):

er hapert niets aan

es stimmt genau

bo·le·ro¹ <bolero|'s> [bolero] N m (dans)

Bolero m

he·te·ro [hetəro]

hetero → heterofiel

See also heterofiel

he·te·ro·fiel <heterofiel|en> [hetərofil] N m

Heterosexuelle(r) m

li·be·ro <libero|'s> [libəro] N m

Libero m

sla·per <slaper|s> [slapər] N m

1. slaper (iem die slaapt):

Schlafende(r) m

2. slaper (iem die veel slaapt):

Schlafmütze f inf

Schlafratte f hum

3. slaper (logeergast):

slapers hebben

Schlafgäste haben

4. slaper (dromer):

Schlafmütze f inf

dap·per <dappere, dapperder, dapperst> [dɑpər] ADJ

1. dapper (onverschrokken):

mutig

2. dapper (flink):

zich dapper houden iron

sich tapfer halten

kap·per <kapper|s> [kɑpər] N m

Friseur m

per·ron <perron|s> [pɛrɔn] N nt

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski