Translations for „geestelijken“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

gees·te·lij·ke <geestelijke|n> [ɣestələkə] N m en f

geestelijke

Geistliche(r) f(m)

gees·te·lijk [ɣestələk] ADJ

1. geestelijk (mentaal):

geestelijk

geistig

geestelijk

Geistes-

de geestelijke bagage hebben

über das (nötige) geistige Rüstzeug verfügen

een geestelijk gehandicapte

ein geistig Behinderter

een geestelijk gehandicapte

eine geistig Behinderte

de geestelijke vader (van een stroming, een begrip)

der (geistige) Urheber [o. Vater] (einer Strömung, eines Begriffes)

geestelijke vermogens

Geisteskräfte pl

2. geestelijk (zielenleven):

geestelijk

seelisch

geestelijk

psychisch

geestelijke aandoeningen

psychische Krankheiten pl

het geestelijk evenwicht

das seelische Gleichgewicht

geestelijk gestoord zijn

geistesgestört sein

geestelijke gezondheid

psychische Gesundheit f

3. geestelijk (godsdienstig):

geestelijk

geistlich

geestelijk

religiös

een geestelijk gezang

ein geistliches Lied

het geestelijke en het wereldlijke

das Geistliche und das Weltliche

de geestelijke staat [o. stand ]

der geistliche Stand

gees·te·lijk·heid [ɣestələkhɛit] N f geen pl

1. geestelijkheid (geestelijken):

geestelijkheid

Geistlichkeit f

geestelijkheid

Klerus m

2. geestelijkheid (hoedanigheid):

geestelijkheid

Geistigkeit f