Translations for „gelijke“ in the Dutch » German Dictionary

ge·lij·ke <gelijke|n> [ɣəlɛikə] N m en f

gelijke

Gleiche(r) f(m)

zijns gelijke niet hebben

nicht seinesgleichen haben

met zijn gelijken omgaan

mit seinesgleichen verkehren

iems gelijke zijn

jdm ebenbürtig sein

Usage examples with gelijke

gelijke monniken, gelijke kappen prov

gleiche Brüder, gleiche Kappen

uws gelijke

Ihresgleichen

gelijke stand

Gleichstand m

woorden van gelijke strekking

Worte gleichen Inhalts

zijns gelijke niet hebben

nicht seinesgleichen haben

gelijke kansen voor iedereen

Chancengleichheit für alle

van gelijke rang

gleichrangig

gelijke tred houden ook fig

Schritt halten

iems gelijke zijn

jdm ebenbürtig sein

van gelijke leeftijd

in gleichem Alter

in gelijke mate

gleichermaßen

een gelijke strijd

ein gleicher Kampf

op gelijke toon

im gleichen Ton

iem met gelijke munt terugbetalen fig

jdm mit gleicher Münze heimzahlen

van gelijke afkomst/aard/rang

ebenbürtig/gleichartig/gleichrangig

op gelijke voet met elkaar omgaan

auf gleicher Augenhöhe miteinander umgehen

gelijke tred met iem/iets houden

mit jdm/etw Schritt halten