Translations for „kampgevangenen“ in the Dutch » German Dictionary

ge·van·ge·ne <gevangene|n> [ɣəvɑŋənə] N m en f

1. gevangene (gevangen genomen persoon):

gevangene

Gefangene(r) f(m)

2. gevangene (gedetineerde):

gevangene

Häftling m

gevangene

Gefangene(r) f(m)

krijgs·ge·van·ge·ne <krijgsgevangene|n> [krɛixsxəvɑŋənə] N m

krijgsgevangene

Kriegsgefangene(r) m

ge·van·gen² VB

gevangen volt. deelw. van vangen

See also vangen

van·gen <ving, h. gevangen> [vɑŋə(n)] VB trans

1. vangen:

vangen (grijpen)

fangen

vangen (snel te pakken krijgen)

schnappen

vis vangen

Fische fangen

2. vangen (opvangen):

vangen

(ein)fangen

vangen

(auf)fangen

een bal vangen

einen Ball fangen

iems blik vangen

jds Blicke auf sich acc ziehen

3. vangen inf (beetnemen):

vangen

(he)reinlegen

vangen

anführen

4. vangen inf (verdienen):

vangen

verdienen

ge·van·ge·nis <gevangenis|sen> [ɣəvɑŋənɪs] N f

gevangenis

Gefängnis nt

gevangenis (met nadruk op inrichting)

Strafanstalt f

gevangenis (met nadruk op inrichting)

Haftanstalt f

in de gevangenis zitten

im Gefängnis sitzen

kam·peer·wa·gen <kampeerwagen|s> [kɑmperwaɣə(n)] N m

kampeerwagen

Wohnmobil nt