Translations for „kreditär“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

cre·dit·card <creditcard|s> [krɛdɪtkɑːrt] N m

creditcard

Kreditkarte f

cre·di·teur <crediteur|s, crediteur|en> [kreditør] N m

crediteur

Gläubiger m

crediteur (kredietgever)

Kreditgeber m

crediteur (kredietgever)

Kreditor m spec

kre·diet·bank <kredietbank|en> [krədidbɑŋk] N f

kredietbank

Kreditbank f

kre·diet <krediet|en> [krədit] N nt

1. krediet (vertrouwen in het betaalvermogen):

krediet

Kredit m

onbepaald krediet

unbegrenzte(r) Kredit m

zijn krediet kwijt zijn

seine Kreditwürdigkeit verloren haben

2. krediet (uitstel van betaling):

krediet

Kredit m

krediet

Zahlungsaufschub m

een auto op krediet kopen

einen Wagen finanzieren

3. krediet (vertrouwen dat iem inboezemt):

krediet

Vertrauen nt

krediet

Ansehen nt

veel krediet hebben

viel Vertrauen genießen

4. krediet (het verstrekken van kapitaal):

krediet

Kredit m

krediet

Darlehen nt

een contant krediet

ein Barkredit

iem krediet geven/verlenen/verstrekken/toestaan

jdm Kredit geben/verleihen/bewilligen/gewähren

iem een krediet openen

jdm einen Kredit einräumen

persoonlijk krediet

persönliche(s) Darlehen nt

een kortlopend krediet

ein kurzfristiger Kredit

cre·di·te·ren <crediteerde, h. gecrediteerd> [kredɪterə(n)] VB trans

1. crediteren (op vertrouwen leveren, lenen):

crediteren

Kredit gewähren

crediteren

kreditieren spec

iem crediteren

jdm einen Kredit gewähren

2. crediteren (op de creditzijde boeken):

crediteren

kreditieren

crediteren

gutschreiben +dat

3. crediteren (als tegoed bijschrijven):

crediteren

gutschreiben +dat

iem crediteren voor 1000 euro

jdm 1000 Euro gutschreiben

het zal u in rekening worden gecrediteerd

es wird Ihrem Konto gutgeschrieben

kre·diet·waar·dig [krəditwardəx] ADJ

kredietwaardig

kreditwürdig

kredietwaardig

kreditfähig

cre·di·te·ring N f geen pl

creditering

Gutschrift f

ac·cre·di·ta·tie <accreditatie|s> [ɑkredita(t)si] N f

accreditatie

Akkreditierung f

cre·dit·no·ta <creditnota|'s> [kredɪtnota] N f

creditnota

Gutschriftanzeige f

creditnota

Gutschrift f

cre·dit·post <creditpost|en> [kredɪtpɔst] N m fin.

creditpost

Passivposten m

ac·cre·di·te·ren <accrediteerde, h. geaccrediteerd> [ɑkrediterə(n)] VB trans

1. accrediteren (de echtheid erkennen):

accrediteren

beglaubigen

2. accrediteren (krediet verschaffen, van geloofsbrieven voorzien):

accrediteren

akkreditieren

bij iem slecht geaccrediteerd staan

bei jdm schlecht angeschrieben sein

kreeft <kreeft|en> [kreft] N f

1. kreeft:

kreeft (schaaldier)

Krebs m

kreeft (grote zeekreeft)

Hummer m

2. kreeft muz.:

kreeft

Krebs m

kreet <kreten> [kret] N m

1. kreet (schreeuw):

kreet

Schrei m

kreet

Aufschrei m

kreet

Ausruf m

een kreet slaken

einen Schrei ausstoßen

een kreet van verontwaardiging

ein Aufschrei [o. Schrei] der Empörung

een kreet van vreugde/kreet van bijval

ein Freudenschrei/Beifallsruf

2. kreet (uitroep, bewering):

kreet

Phrase f

kreet

Schlagwort nt

loze kreten slaken

leere Phrasen dreschen