Dutch » German

Translations for „rosiger“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

rei·ger: noun
roei·er: noun
ros·sig: adjective and adverb
ros·sen: verb
ros·bief: noun
zui·ger: noun
rot·sig: adjective and adverb
stei·ger: noun
roos·ter: noun
ero·sie: noun
vroe·ger: adjective and adverb
roer: noun
ro·ker: noun
romer: noun
ro·ver: noun
roc·ker: noun
roe·mer: noun
roe·per: noun
rot·weer: noun

You are viewing results spelled similarly: roeier , reiger , rotweer , roeper , roemer , rocker , rover , romer , roker , roer , vroeger , erosie , rooster , steiger , rotsig , zuiger , rosbief , rossen and rossig

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] N m

reiger

Reiher m

de blauwe reiger

der Fischreiher

de blauwe reiger

der Graureiher

roei·er <roeier|s> [rujər] N m

roeier

Rud(e)rer m

ros·sig <rossige, rossiger, rossigst> [rɔsəx] ADJ

rossig

rötlich

rossig (haar)

rotblond

ros·sen¹ <roste, h. gerost> [rɔsə(n)] VB trans

rossen (paard kammen: met kam en borstel)

striegeln

rossen (paard kammen: met borstel)

kardätschen

ros·bief [rɔzbif] N m geen pl

rosbief

Roastbeef nt

zui·ger <zuiger|s> [zœyɣər] N m

1. zuiger (deel van een cilinder):

zuiger

Kolben m

2. zuiger (baggermachine):

zuiger

Saugbagger m

rot·sig ADJ

rotsig → rotsachtig

rots·ach·tig [rɔtsɑxtəx] ADJ

rotsachtig

felsig

stei·ger <steiger|s> [stɛiɣər] N m

1. steiger (aanlegplaats):

steiger

Landungsbrücke f

steiger

Bootssteg m

steiger

Steg m

2. steiger (stelling):

steiger

Gerüst nt

steiger

Baugerüst nt

in de steigers staan

eingerüstet sein

in de steigers staan fig

in Arbeit sein

roos·ter <rooster|s> [rostər] N nt of m

1. rooster:

rooster (rasterwerk)

Rost m

rooster (als afsluiting van openingen)

Gitter nt

2. rooster:

rooster (tabel)

Gitter nt

rooster (cartografie)

Gitternetz nt

3. rooster (programma, schema):

rooster

Plan m

rooster onderw.

Stundenplan m

een rooster opstellen

einen Plan machen

een rooster opstellen onderw.

einen Stundenplan aufstellen

volgens een vast rooster

in regelmäßigem Turnus

volgens [o. naar ] het rooster

planmäßig

ero·sie <erosie|s> [erozi] N f

erosie

Erosion f

vroe·ger [vruɣər] ADJ

1. vroeger (voorheen):

vroeger

früher

van vroeger vertellen

von früher erzählen

2. vroeger (vorig):

vroeger

früher

vroeger

ehemalig

vroeger

vormalig form

zijn vroegere verloofde

seine ehemalige Verlobte

roer <roer|en> [rur] N nt

roer

Ruder nt

roer

Steuerruder nt

aan het roer staan fig

am Ruder sein

het roer in handen hebben fig

am Ruder sein

het roer in handen houden fig

das Heft in der Hand behalten

het roer omgooien fig

das Ruder herumwerfen

het roer van staat fig

die Staatsführung

ro·ker <roker|s> [rokər] N m

1. roker (iem die tabak rookt):

roker

Raucher m

2. roker (iem die vis, vlees rookt):

roker

Räucherer m

romer N m

romer → roemer

roe·mer <roemer|s> [rumər] N m (wijnglas)

roemer

Römer m

ro·ver <rover|s> [rovər] N m

rover

Räuber m

roc·ker <rocker|s> [rɔkər] N m

rocker (danser)

Rocktänzer m

rocker (speler)

Rockmusiker m

roe·mer <roemer|s> [rumər] N m (wijnglas)

roemer

Römer m

roe·per <roeper|s> [rupər] N m

1. roeper (iem die roept):

roeper

Rufer m

2. roeper (megafoon):

roeper

Megafon nt

roeper

Sprachrohr nt

rot·weer [rɔtwer] N nt geen pl

rotweer

Sauwetter nt sl

Browse the dictionary

Dutch

Translations for „rosiger“ in the Dutch » German Dictionary

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] N m

roei·er <roeier|s> [rujər] N m

ros·sig <rossige, rossiger, rossigst> [rɔsəx] ADJ

ros·sen¹ <roste, h. gerost> [rɔsə(n)] VB trans

ros·bief [rɔzbif] N m geen pl

zui·ger <zuiger|s> [zœyɣər] N m

1. zuiger (deel van een cilinder):

2. zuiger (baggermachine):

rot·sig ADJ

rotsig → rotsachtig

See also rotsachtig

rots·ach·tig [rɔtsɑxtəx] ADJ

stei·ger <steiger|s> [stɛiɣər] N m

1. steiger (aanlegplaats):

2. steiger (stelling):

roos·ter <rooster|s> [rostər] N nt of m

1. rooster:

2. rooster:

3. rooster (programma, schema):

ero·sie <erosie|s> [erozi] N f

vroe·ger [vruɣər] ADJ

1. vroeger (voorheen):

2. vroeger (vorig):

roer <roer|en> [rur] N nt

ro·ker <roker|s> [rokər] N m

1. roker (iem die tabak rookt):

2. roker (iem die vis, vlees rookt):

romer N m

romer → roemer

See also roemer

roe·mer <roemer|s> [rumər] N m (wijnglas)

ro·ver <rover|s> [rovər] N m

roc·ker <rocker|s> [rɔkər] N m

roe·mer <roemer|s> [rumər] N m (wijnglas)

roe·per <roeper|s> [rupər] N m

1. roeper (iem die roept):

2. roeper (megafoon):

rot·weer [rɔtwer] N nt geen pl

Browse the dictionary

Translations for „rosiger“ in the Dutch » German Dictionary

rei·ger <reiger|s> [rɛiɣər] N m

roei·er <roeier|s> [rujər] N m

ros·sig <rossige, rossiger, rossigst> [rɔsəx] ADJ

ros·sen1 <roste, h. gerost> [rɔsə(n)] VB trans

ros·bief [rɔzbif] N m geen pl

zui·ger <zuiger|s> [zœyɣər] N m

1. zuiger (deel van een cilinder):

2. zuiger (baggermachine):

rot·sig ADJ

rotsig → rotsachtig

See also rotsachtig

rots·ach·tig [rɔtsɑxtəx] ADJ

stei·ger <steiger|s> [stɛiɣər] N m

1. steiger (aanlegplaats):

2. steiger (stelling):

roos·ter <rooster|s> [rostər] N nt of m

1. rooster:

2. rooster:

3. rooster (programma, schema):

ero·sie <erosie|s> [erozi] N f

vroe·ger [vruɣər] ADJ

1. vroeger (voorheen):

2. vroeger (vorig):

roer <roer|en> [rur] N nt

ro·ker <roker|s> [rokər] N m

1. roker (iem die tabak rookt):

2. roker (iem die vis, vlees rookt):

romer N m

romer → roemer

See also roemer

roe·mer <roemer|s> [rumər] N m (wijnglas)

ro·ver <rover|s> [rovər] N m

roc·ker <rocker|s> [rɔkər] N m

roe·mer <roemer|s> [rumər] N m (wijnglas)

roe·per <roeper|s> [rupər] N m

1. roeper (iem die roept):

2. roeper (megafoon):

rot·weer [rɔtwer] N nt geen pl

Browse the dictionary

Links to further information

Feedback

Vocabulary trainer

Synonyms

My search history

ros·sen¹ <roste, h. gerost> [rɔsə(n)] VB trans