Translations for „ruhmbegierig“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ar·me·tie·rig <armetierige, armetieriger, armetierigst> [ɑrmətirəx] ADJ

1. armetierig (armoedig):

armetierig

ärmlich

armetierig

kümmerlich

een armetierig plantje

ein kümmerliches Pflänzchen

2. armetierig (onaanzienlijk; kwijnend):

armetierig

jämmerlich

ru·moe·rig <rumoerige, rumoeriger, rumoerigst> [rymurəx] ADJ

1. rumoerig (vol rumoer):

rumoerig

lärmend

rumoerig

geräuschvoll

rumoerig

laut

2. rumoerig (rumoer makend, druk):

rumoerig

unruhig

rumoerig

aufgeregt

rumoerig

unbändig

de zee is zeer rumoerig

die See ist sehr unruhig

leer·gie·rig <leergierige, leergieriger, leergierigst> [lerɣirəx] ADJ

leergierig

lernbegierig

leergierig

lerneifrig

leergierig (minder sterk)

lernwillig

de leergierige jeugd

die lernwillige Jugend

weet·gie·rig <weetgierige, weetgieriger, weetgierigst> [wetxirəx] ADJ

weetgierig

wissbegierig

nieuws·gie·rig <nieuwsgierige, nieuwsgieriger, nieuwsgierigst> [niwsxirəx] ADJ

nieuwsgierig

neugierig

nieuwsgierig (sterker)

gespannt

een nieuwsgierig aagje pej (vrouw)

ein neugieriges Weib

een nieuwsgierig aagje pej (man)

ein neugieriger Typ

ik ben nieuwsgierig naar de uitslag

ich bin neugierig [o. gespannt] auf das Ergebnis

broei·e·rig <broeierige, broeieriger, broeierigst> [brujərəx] ADJ

broeierig

schwül

broeierig inf

brütend heiß

knoei·e·rig [knujərəx] ADJ

knoeierig

stümperhaft

knoeierig

schlud(e)rig

knoeierig werk

Pfuscharbeit f

knoeierig werk

Pfuscherei f

ple·zie·rig <plezierige, plezieriger, plezierigst> [pləzirəx] ADJ

1. plezierig:

plezierig (genoeglijk)

angenehm

plezierig (vermakelijk)

vergnüglich

een plezierige dag

ein vergnüglicher Tag

iets plezierig vinden

etw angenehm finden

2. plezierig (sympathiek):

plezierig

nett

een plezierige man

ein netter Mann

on·ple·zie·rig [ɔmpləzirəx] ADJ

onplezierig

unerfreulich

onplezierig

unangenehm

onplezierig (lusteloos)

unwohl

een onplezierig voorval

ein unerfreulicher Vorfall

han·ge·rig [hɑŋərəx] ADJ

hangerig

lustlos

hangerig (zonder energie, krachteloos)

schlapp

heb·be·rig <hebberige, hebberiger, meest hebberig> [hɛbərəx] ADJ

hebberig

habgierig

hon·ge·rig <hongerige, hongeriger, hongerigst> [hɔŋərəx] ADJ

hongerig

hungrig

een hongerig gevoel hebben

ein Hungergefühl haben