Translations for „wezenloos“ in the Dutch » German Dictionary

we·zen·loos <wezenloze, wezenlozer, meest wezenloos> [wezə(n)los] ADJ

1. wezenloos:

wezenloos (suf: afwezig van geest)

geistesabwesend

wezenloos (suf: van blik, starend)

stier

wezenloos (suf: van verbazing, verrassing, ontzetting)

entgeistert

wezenloos kijken

entgeistert blicken

zich wezenloos schrijven inf

sich dat die Finger wund schreiben inf

zich wezenloos schrikken inf

sich zu Tode erschrecken

wezenloos voor zich uit zitten staren

vor sich acc hinstieren

2. wezenloos (niet werkelijk):

wezenloos

unwirklich

wezenloos

wesenlos form

wezenloze schimmen/dromen

Trugbilder/wesenlose Träume

Usage examples with wezenloos

wezenloos kijken

entgeistert blicken

zich wezenloos schrikken inf

sich zu Tode erschrecken

zich wezenloos schrijven inf

sich dat die Finger wund schreiben inf

wezenloos voor zich uit zitten staren

vor sich acc hinstieren