Translations for „bijeenhoren“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈhin·hö·ren VB intr

hinhören

(goed) luisteren naar

ge·ˈscho·ren [gəˈʃoːrən] VB

geschoren pp von scheren¹, scheren², scheren³

See also scheren , scheren , scheren

ˈsche·ren³ [ˈʃeːrən] VB refl

1. scheren (abhauen):

scheren

zich wegscheren

scheren

zich uit de voeten maken

scheren

ervandoor gaan

scher dich ins Bett!

maak dat je in je bed komt!

2. scheren inf (sich kümmern):

scheren

zich bekommeren

scheren

zich aantrekken

ˈsche·ren² <schor, geschoren> [ˈʃɛːrən] VB trans

scheren (Haare, Bart, Schafe)

scheren

scheren (stutzen)

afsnijden

scheren (stutzen)

knippen

scheren (stutzen)

snoeien

ˈsche·ren¹ [ˈʃeːrən] VB trans

1. scheren inf (angehen):

scheren

kunnen schelen

scheren

aangaan

es schert mich herzlich wenig [o. einen Dreck]

het interesseert me geen lor

2. scheren:

scheren (Weberei) a. NAUT

scheren

scheren NAUT (von Seilen)

spannen

ˈhin·ge·hö·ren VB intr

hingehören

(daar) [o. (er)] horen

hingehören inf

thuishoren

ˈun·ge·scho·ren [ˈʊngəʃoːrən] ADJ

1. ungeschoren:

ungeschoren

ongeschoren

2. ungeschoren fig:

ungeschoren

heelhuids

ungeschoren

ongedeerd

ungeschoren davonkommen

er heelhuids [o. zonder kleerscheuren] afkomen

3. ungeschoren fig:

ungeschoren

ongemoeid

ungeschoren

ongehinderd

jdn ungeschoren lassen

iem ongemoeid [o. met rust] laten

ˈWie·der·hö·ren N nt kein pl

auf Wiederhören! TELEC

tot de volgende keer [o. uitzending] !

auf Wiederhören! (Telefon)

tot horens!

auf Wiederhören! (Telefon)

daag!