Translations for „doorschijnen“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈvor·schie·ben VB trans irreg

1. vorschieben (nach vorn schieben):

vorschieben

naar voren schuiven

vorschieben

vooruitschuiven

einen Freund vorschieben fig (für sich agieren lassen)

een vriend als stroman gebruiken

2. vorschieben (vorschützen):

vorschieben

voorwenden

vorschieben

voorgeven

ˈvor·schie·ßen¹ VB intr irreg inf

vorschießen

vooruitschieten

vorschießen

naar voren schieten

ˈschie·nen [ˈʃiːnən] VB trans

1. schienen MED:

schienen

spalken

2. schienen HISTORY:

schienen

een wapenrusting aanleggen

ˈfor·schen [ˈfɔrʃn̩] VB intr

forschen

(onder)zoeken

forschen

(na)vorsen

auf einem Gebiet forschen

op een terrein onderzoek verrichten

nach jdm forschen

naar iem zoeken [o. navraag doen]

nach den Ursachen forschen

de oorzaken trachten te weten te komen

er·ˈschei·nen [-ˈʃ͜ainən] VB intr

1. erscheinen:

erscheinen (sichtbar werden)

verschijnen

erscheinen (sich verkörpern)

zich vertonen

2. erscheinen (auftreten):

erscheinen

verschijnen

erscheinen

komen opdagen

vor Gericht erscheinen

voorkomen

nicht zum Dienst erscheinen

niet op het werk verschijnen

3. erscheinen (veröffentlicht werden):

erscheinen

verschijnen

erscheinen

uitkomen

4. erscheinen (scheinen):

erscheinen

toeschijnen

erscheinen

lijken

seine Erklärung erscheint mir lückenhaft

zijn verklaring komt mij onvolledig voor [o. lijkt mij onvolledig]

ver·ˈscho·nen VB trans

verschonen

ontzien

verschonen

sparen

verschone mich mit deinem Geschwätz!

bespaar me je praatjes [o. gezwets] !

ge·ˈschie·nen [gəˈʃiːnən] VB

geschienen pp von scheinen

See also scheinen

ˈschei·nen <schien, geschienen> [ˈʃ͜ainən] VB intr

1. scheinen (leuchten):

scheinen

schijnen

scheinen

lichten

2. scheinen (blitzen, glänzen):

scheinen

blinken

scheinen

schitteren

3. scheinen (den Anschein haben):

scheinen

schijnen

scheinen

lijken

scheinen

de schijn hebben

mir scheint (es) [o. will es scheinen], dass sie recht hat

het lijkt me dat zij gelijk heeft

es scheint so!

daar lijkt het op!

es scheint so!

het heeft er de [o. alle] schijn van!

wie mir scheint, hat es …

naar het mij voorkomt, heeft het …

wie mir scheint, hat es …

mij lijkt dat het heeft …

ˈVor·schiff N nt NAUT

Vorschiff

voorschip

ˈFor·scher(in) <Forschers, Forscher> [ˈfɔrʃɐ] N m(f) (Forschungsreisender, Wissenschaftler)

Forscher(in)

(wetenschappelijk) onderzoeker((wetenschappelijk) onderzoekster) m (f)

ˈFor·schung <Forschung, Forschungen> [ˈfɔrʃʊŋ] N f

1. Forschung:

Forschung

(wetenschappelijk) onderzoek nt

Forschung

research

2. Forschung kein pl:

Forschung

navorsing

Forschung

onderzoek(ing)

ˈVor·schein N m (offenbar werden, zeigen, finden)

zum Vorschein bringen

tevoorschijn brengen [o. halen]

ˈVor·schu·le N f

Vorschule

kleuterschool

er·ˈfor·schen [-ˈfɔrʃn̩] VB trans

erforschen

doorvorsen

erforschen (prüfen)

uitvorsen

erforschen (prüfen)

(wetenschappelijk) onderzoeken [o. bestuderen]