Translations for „kwistige“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

Pres·ˈtige <Prestiges> [prɛsˈtiːʒə] N nt kein pl liter

Prestige

prestige nt

sein Prestige wahren

zijn prestige ophouden

ˈängs·ti·gen¹ [ˈɛŋstɪgn̩] VB trans (in Furcht versetzen)

ängstigen

angst aanjagen

ver·ˈgeis·ti·gen [fɛɐ̯ˈg͜aistɪgn̩] VB trans

vergeistigen

vergeestelijken

vergeistigen

spiritualiseren

ˈfes·ti·gen [ˈfɛstɪgn̩] VB trans

festigen

bevestigen

festigen

consolideren

festigen

(ver)sterken

festigen

verstevigen

die Beziehungen festigen

de betrekkingen consolideren [o. verstevigen]

den Charakter festigen

het karakter harden

eine gefestigte Persönlichkeit

een sterke persoonlijkheid

seine Gesundheit festigte sich

zijn gezondheid verbeterde

ˈFes·ti·ger <Festigers, Festiger> [ˈfɛstɪgɐ] N m

Festiger

haarversteviger

be·ˈfes·ti·gen VB trans a. fig

befestigen

bevestigen

befestigen (Deich, Grenzen)

versterken

befestigen (Straße)

verharden

be·ˈkös·ti·gen [bəˈkœstɪgn̩] VB trans

beköstigen

de kost geven

beköstigen

onderhouden

be·ˈläs·ti·gen [bəˈlɛstɪgn̩] VB trans

belästigen

lastigvallen

belästigen

storen

belästigen

hinderen

be·ˈlus·ti·gen¹ [bəˈlʊstɪgn̩] VB trans

belustigen

amuseren

belustigen

vermaken

ˈDreis·tig·keit <Dreistigkeit, Dreistigkeiten> [ˈdr͜aistɪçk͜ait] N f

1. Dreistigkeit:

Dreistigkeit

drieste [o. onbesuisde] daad

2. Dreistigkeit kein pl:

Dreistigkeit

driestheid

Dreistigkeit

vrijpostigheid