Translations for „strafrede“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈstraf·frei ADJ

straffrei

vrij van straf

straffrei

ongestraft

straffrei

straffeloos

ˈstraf·fen¹ [ˈʃtrafn̩] VB trans

1. straffen (straff anziehen):

straffen

strak(ker) maken

straffen

spannen

straffen

strak aantrekken

2. straffen fig (präziser machen):

straffen

een strakkere lijn brengen in

straffen

stroomlijnen

ˈStraf·pre·digt N f inf

Strafpredigt

strafpreek

Strafpredigt

strafsermoen

ˈStraf·raum N m SPORTS

Strafraum

strafschopgebied nt

ˈstraf·bar [ˈʃtraːfbaːɐ̯] ADJ

strafbar

strafbaar

ˈstraf·los [ˈʃtraːfloːs] ADJ

straflos

ongestraft

straflos

straffeloos

ˈStraf·ar·beit N f SCHOOL

Strafarbeit

strafwerk nt

ˈStraf·re·gis·ter N nt

Strafregister

strafregister

ˈStraf·frei·heit <Straffreiheit> N f kein pl LAW

Straffreiheit

straffeloosheid

Straffreiheit

ontslag nt van rechtsvervolging

ˈstraf·recht·lich ADJ

strafrechtlich

strafrechtelijk

ˈStraff·heit <Straffheit> [ˈʃtrafh͜ait] N f kein pl

1. Straffheit:

Straffheit

strakheid

Straffheit

gespannenheid

2. Straffheit fig:

Straffheit

gestrengheid

ˈStraf·tä·ter(in) N m(f)

Straftäter(in)

dader(daderes) m (f)

Straftäter(in)

delinquent(delinquente) m (f)

ˈStraf·an·zei·ge N f

Strafanzeige

klacht

Strafanzeige

aangifte (van een strafbaar feit)