Dutch » German

schrei·en1 <schreide, h. geschreid> [sxrɛiə(n)] VB trans (plengen)

bit·ter·heid <bitter|heden> [bɪtərhɛɪt] N f

1. bitterheid (het bitter zijn, bittere smaak):

Bitternis f inf

2. bitterheid (het pijnlijk grievend, gegriefd zijn):

Bitternis f inf

bits·heid [bɪtshɛɪt] N f geen pl

schrob·ben <schrobde, h. geschrobd> [sxrɔbə(n)] VB trans

af·schrob·ben <schrobde af, h. afgeschrobd> [ɑfsxrɔbə(n)] VB trans

schre·den VB

schreden 3. pers pl imp van schrijden

See also schrijden

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] VB intr

schre·ven VB

schreven 3. pers pl imp van schrijven

See also schrijven , schrijven , schrijven

schrij·ven3 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] VB intr

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

ge·schre·den VB

geschreden volt. deelw. van schrijden

See also schrijden

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] VB intr

ge·schre·ven VB

geschreven volt. deelw. van schrijven², schrijven³

See also schrijven , schrijven , schrijven

schrij·ven3 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] VB intr

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

in·ge·schre·ven [ɪŋɣəsxrevə(n)] ADJ

2. ingeschreven wisk.:

on·be·schre·ven [ɔmbəsxrevə(n)] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski