Translations for „Strafstoßes“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

straf·pro·ces <strafproces|sen> [strɑfprosɛs] N nt

strafproces

Strafprozess m

strafproces

Strafverfahren nt

strand·stoel <strandstoel|en> [strɑntstul] N m

strandstoel

Strandkorb m

straf·schop <strafschop|pen> [strɑfsxɔp] N m

strafschop

Strafstoß m

strafschop (bij voetbal)

Elfmeter m

een strafschop nemen/benutten/missen

einen Strafstoß [o. Elfmeter] ausführen/verwandeln/verschießen

straf·schop·ge·bied <strafschopgebied|en> [strɑfsxɔpxəbit] N nt

strafschopgebied

Strafraum m

strafschopgebied SPORTS

Sechzehnmeterraum m

straf·fen <strafte, h. gestraft> [strɑfə(n)] VB trans

straffen

strafen

straffen

bestrafen

met een boete straffen

mit einer Geldbuße bestrafen

iem voor elke kleinigheid straffen

jdn wegen jeder Kleinigkeit strafen

straf·fe·loos [strɑfəlos] ADJ

straffeloos

ungestraft

straat·je <straatje|s> [stracə] N nt

1. straatje (kleine straat):

straatje

Gasse f

een straatje omlopen

einen (kleinen) Spaziergang machen

2. straatje:

straatje (plaveisel naar een deur)

Weg m

straatje (door tuin)

Gartenweg m

zijn eigen straatje schoonvegen fig

sich rein waschen

in iems straatje praten fig

jdm nach dem Mund reden

dat was precies in zijn straatje fig

≈ das war für ihn ein gefundenes Fressen

strak·jes [strɑkjəs] ADV

1. strakjes (binnenkort):

strakjes

gleich

strakjes

später

strakjes

nachher

2. strakjes (zo-even):

strakjes

soeben

strakjes

vorhin

3. strakjes (tamelijk strak):

strakjes

recht straff