Dutch » German

ver·rich·ting <verrichting|en> [vərɪxtɪŋ] N f

1. verrichting (uitvoering):

ver·rij·ken <verrijkte, h. verrijkt> [vərɛikə(n)] VB trans

ver·rij·zen <verrees, i. verrezen> [vərɛizə(n)] VB intr

ver·rie·den VB

verrieden 3. pers pl imp van verraden

See also verraden

ver·ra·den <verried/verraadde, h. verraden> [vəradə(n)] VB trans

ver·rij·king [vərɛɪkɪŋ] N f geen pl

1. verrijking (het verrijken):

ver·re·ge·nen <verregende, i. verregend> [vəreɣənə(n)] VB intr

ver·ru·wen1 <verruwde, h. verruwd> [vərywə(n)] VB trans

ver·rot·ten <verrotte, i. verrot> [vərɔtə(n)] VB intr

on·der·rich·ten <onderrichtte, h. onderricht> [ɔndərɪxtə(n)] VB trans

1. onderrichten (onderwijzen):

ver·re·ke·nen1 <verrekende, h. verrekend> [vərekənə(n)] VB trans (vereffenen)

ver·roes·ten <verroestte, i. verroest> [vərustə(n)] VB intr

1. verroesten (met roest overdekt worden):

2. verroesten (vastroesten):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski