Dutch » German

Translations for „tegen“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

te·gen1 <tegen|s> [teɣə(n)] N nt

te·gen3 [teɣə(n)] PREP

1. tegen (in omgekeerde richting):

tegen
gegen +acc
tegen de stroom in
tegen de wind in fietsen

2. tegen (gekeerd naar):

tegen
zu +dat
tegen
gegen +acc
met de rug tegen de muur
iets tegen iem zeggen

3. tegen (jegens):

tegen
zu +dat
tegen
gegenüber +dat

4. tegen (als aanduiding van een vijandige verhouding of competitie):

tegen
gegen +acc
hebt u er iets (op) tegen?
zij heeft iets tegen hem
een race tegen de klok

5. tegen (in strijd met):

tegen
tegen
tegen
tegen de verwachting
tegen de gewoonte
dat is tegen de wet

6. tegen (m.b.t. het einde van een beweging):

tegen
an +acc
tegen
gegen +acc

7. tegen (kort vóór):

tegen
gegen +acc
tegen het einde van het boek
tegen de morgen
tegen de 500 personen
tegen elf uur

8. tegen (in aanraking met):

tegen
gegen +acc
tegen
an +acc
ergens tegen aan lopen fig
tegen een auto leunen

9. tegen (in ruil voor):

tegen
tegen betaling van ...
tegen elke prijs

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski