Translations for „algemeen“ in the Dutch » German Dictionary

al·ge·meen¹ [ɑlɣəmen] N nt geen pl

1. algemeen (het geheel van een zaak, voorstelling):

algemeen

Allgemeine(s) nt

in het algemeen hebt u gelijk

im Allgemeinen [o. im Großen und Ganzen] haben Sie Recht

over het algemeen

im Allgemeinen

2. algemeen (de mensen):

algemeen

Allgemeinheit f

al·ge·meen² <algemene, algemener, algemeenst> [ɑlɣəmen] ADJ

algemeen

allgemein

het is algemeen bekend

es ist allgemein bekannt

het Algemeen Beschaafd (Nederlands)

die niederländische Standardsprache

algemeen kiesrecht

allgemeine(s) Wahlrecht nt

de algemene ontwikkeling

die Allgemeinbildung

met algemene stemmen

einstimmig

zich (te) algemeen uitdrukken

sich (zu) allgemein ausdrücken

een algemene vergadering

eine Hauptversammlung

een algemene vergadering

eine Generalversammlung

het algemeen welzijn

das Gemeinwohl

een algemene wet

ein allgemein gültiges Gesetz

Usage examples with algemeen

algemeen directeur

Generaldirektor m

algemeen kiesrecht

allgemeine(s) Wahlrecht nt

een algemeen overzicht geven

einen allgemeinen Überblick geben

naar het algemeen gevoelen

nach allgemeinem Empfinden

het is algemeen bekend

es ist allgemein bekannt

het Algemeen Beschaafd (Nederlands)

die niederländische Standardsprache

zich (te) algemeen uitdrukken

sich (zu) allgemein ausdrücken

over het algemeen

im Allgemeinen

algemeen geacht zijn

überall angesehen sein

het algemeen welzijn

das Gemeinwohl

het algemeen beschaafd

die (niederländische) Hochsprache

voor algemeen profijt

zum allgemeinen Nutzen

van algemeen nut

gemeinnützig

het algemeen belang

das Gemeinwohl

algemeen vormend onderwijs

allgemein bildende(r) Unterricht m

een algemeen gevoel van onbehagen

ein allgemeines Gefühl des Unbehagens

deze opvatting heeft algemeen ingang gevonden (toegang)

diese Auffassung hat sich allgemein durchgesetzt

in het algemeen hebt u gelijk

im Allgemeinen [o. im Großen und Ganzen] haben Sie Recht