Dutch » German

in·schie·ten2 <schoot in, i. ingeschoten> [ɪnsxitə(n)] VB intr

1. inschieten (mislopen):

schrei·en1 <schreide, h. geschreid> [sxrɛiə(n)] VB trans (plengen)

in·schat·ten <schatte in, h. ingeschat> [ɪnsxɑtə(n)] VB trans

fa·ci·li·tei·ten [fɑsilitɛɪtə(n)] N

faciliteiten pl Belg:

in·slui·ten <sloot in, h. ingesloten> [ɪnslœytə(n)] VB trans

3. insluiten (opsluiten):

4. insluiten (impliceren):

in·spui·ten1 <spoot in, h. ingespoten> [ɪnspœytə(n)] VB intr (naar binnen spuiten)

aan·slui·ten1 <sloot aan, h. aangesloten> [anslœytə(n)] VB trans


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski