Translations for „gunstig“ in the Dutch » German Dictionary

gun·stig <gunstige, gunstiger, gunstigst> [ɣʏnstəx] ADJ

1. gunstig (welwillend):

gunstig

wohlgesinnt

gunstig

geneigt

gunstig beschikken

positiv bescheiden form

het lot was mij gunstig

das Schicksal war mir wohlgesonnen

2. gunstig:

gunstig (positief)

günstig

gunstig (voordelig)

vorteilhaft

een gunstig antwoord

eine positive Antwort

gunstig bekendstaan

einen guten Ruf haben

een gunstige gelegenheid

eine günstige Gelegenheit

in het gunstigste geval

bestenfalls

in het gunstigste geval

im günstigsten Fall

een gunstig jaar

ein gutes Jahr

het laat zich gunstig aanzien

die Sache sieht gut aus

een gunstige prijs

ein günstiger Preis

een gunstig uiterlijk

ein vorteilhaftes Äußeres

met gunstige uitslag

mit positivem Ergebnis

gunstig voor het verkeer

verkehrsgünstig

de wind was gunstig

der Wind war günstig

Usage examples with gunstig

gunstig beschikken

positiv bescheiden form

gunstig bekendstaan

einen guten Ruf haben

gunstig tij fig

günstige Zeit f

gunstig voor het verkeer

verkehrsgünstig

de wind was gunstig

der Wind war günstig

het gunstig moment waarnemen

die Gunst des Augenblicks nutzen

iem gunstig stemmen

jdn günstig stimmen

een gunstig standpunt

ein günstiger Standort

een gunstig antwoord

eine positive Antwort

een gunstig jaar

ein gutes Jahr

een gunstig uiterlijk

ein vorteilhaftes Äußeres

het lot was mij gunstig

das Schicksal war mir wohlgesonnen

het laat zich gunstig aanzien

die Sache sieht gut aus

zijn boek werd gunstig ontvangen fig

sein Buch wurde günstig aufgenommen

een goed [o. gunstig ] verloop nemen

sich günstig entwickeln

het lot was hem gunstig geweest

das Schicksal hatte es gut mit ihm gemeint

de fabriek ligt gunstig voor de afvoer van goederen

die Fabrik liegt günstig für den Abtransport von Gütern