Dutch » German

Translations for „kans“ in the Dutch » German Dictionary (Go to German » Dutch)

kans <kans|en> [kɑns] N f

Usage examples with kans

de kans krijgen te …
die Gelegenheit bekommen, zu …
de kans is verkeken
die Chance ist verpasst
geen schijn van kans
nicht die Spur einer Chance
de kans op ijzel
die Glatteisgefahr
de kans op succes
die Erfolgschance
met kans van slagen
aussichtsreich
zijn kans schoon zien
die Chance ausnutzen [o. wahrnehmen]
een kans laten liggen fig
eine Chance verpassen
een kans maken
eine Chance haben
de kans lopen
Gefahr laufen
grijp je kans!
nutze die Gelegenheit!
zijn kans aangrijpen
seine Chance wahrnehmen [o. ausnutzen]
kans op ijzel
Glatteisgefahr f
kans maken op
Aussicht haben auf +acc
je hebt alle kans dat …
es ist sehr gut möglich, dass …
er is veel kans dat …
es ist wahrscheinlich, dass …
de kans om te winnen
die Gewinnchance
dat is een gemiste kans
das ist eine verpasste Chance
er is kans op regen
es gibt möglicherweise Regen

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Browse the dictionaries
Most popular