Dutch » German

Translations for „satang“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

sa·tans: adjective and adverb
stang: noun
Sa·tan: noun
sa·rong: noun
slang: noun
spang: noun
mus·tang: noun
aan·vang: noun
aan·hang: noun
sa·ta·nisch: adjective and adverb
sa·tijn: noun
sa·ti·re: noun
pi·sang: noun
in·gang: noun
zwang
drang: noun
dwang: noun
wrang: adjective and adverb
af·gang: noun
al·lang: adverb

You are viewing results spelled similarly: stang , satans , spang , slang , sarong , Satan , aanhang , aanvang , mustang , satanisch , zolang , opvang , opgang , omvang , omgang , gezang , belang , behang , allang , afgang , wrang , dwang , drang , zwang , ingang , pisang , satire and satijn

sa·tans [satɑns] ADJ

stang <stang|en> [stɑŋ] N f

Stange f

Stab m

iem op stang jagen fig

jdn auf die Palme bringen

Sa·tan [satɑn] N m geen pl

Satan m

Teufel m

sa·rong <sarong|s> [sarɔŋ] N m

Sarong m

slang¹ <slang|en> [slɑŋ] N f

1. slang (dier):

slang ook fig

kronkelen als een slang fig

sich winden wie eine Schlange

een slang in [o. aan] zijn boezem koesteren fig

eine Schlange am Busen nähren

2. slang (buis):

spang <spang|en> [spɑŋ] N f

Spange f

mus·tang <mustang|s> [mʏstɑŋ] N m

Mustang m

aan·vang [anvɑŋ] N m geen pl

Anfang m

Beginn m

bij de aanvang van het jaar

zu Beginn des Jahres

een aanvang maken

den Anfang machen

een aanvang nemen

einen Anfang nehmen

van de aanvang af

voor de aanvang van de bouw

aan·hang [anhɑŋ] N m geen pl

Anhang m

Anhängerschaft f

sa·ta·nisch <satanische, satanischer, meest satanisch> [satanis] ADJ

diabolisch form

sa·tijn <satijn|en> [satɛin] N nt

Satin m

Atlas m

sa·ti·re <satire|n, satire|s> [satirə] N f

Satire f

pi·sang <pisang|s> [pisɑŋ] N f (vrucht)

Banane f

de pisang zijn fig

in·gang <ingang|en> [ɪŋɣɑŋ] N m

1. ingang:

ingang (opening)

Eingang m

ingang (vervoermiddelen)

de ingang van een huis

der Hauseingang

2. ingang:

ingang (informatie: lemma)

Lemma nt

ingang (informatie: trefwoord)

3. ingang:

deze opvatting heeft algemeen ingang gevonden (toegang)

diese Auffassung hat sich allgemein durchgesetzt

4. ingang:

ingang (aanvang)

Wirksamwerden nt

ingang (contract, wet)

In-Kraft-Treten nt

met ingang van 1 april

vom 1. April an

met onmiddellijke ingang

zwang [zwɑŋ]

in zwang zijn

in zwang komen

in zwang brengen

in zwang brengen

populär machen

drang [drɑŋ] N m geen pl

1. drang (opwelling, neiging):

Trieb m

Drang m

Hang m

de drang naar rijkdom

der Drang zum Reichtum

de drang tot zelfbehoud

der Selbsterhaltungstrieb

2. drang (het dringen):

Druck m

dwang [dwɑŋ] N m geen pl

1. dwang (machtsuitoefening):

Zwang m

Gewalt f

Druck m

onder dwang getuigen

unter Zwang aussagen

iets onder dwang doen

etw aus Zwang tun

dwang op iem (uit)oefenen

Zwang auf jdn ausüben

2. dwang (pathologisch verschijnsel):

Zwang m

wrang <wrange, wranger, wrangst> [vrɑŋ] ADJ

1. wrang (zerp):

herb

wrange appels

säuerliche Äpfel pl

de wrange vruchten smaken fig

die bitteren Früchte ernten

die wijn is wrang

dieser Wein ist herb

2. wrang (onaangenaam):

wrange spot fig

bittere(r) Spott m

af·gang <afgang|en> [ɑfxɑŋ] N m

1. afgang (het weggaan):

Abgang m

2. afgang form (mal figuur):

Blamage f

al·lang [ɑlɑŋ] ADV

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski