Translations for „schijnlijk“ in the Dutch » German Dictionary

schie·lijk¹ <schielijke, schielijker, schielijkst> [sxilək] ADJ

1. schielijk (vlug voorbijgaand):

schielijk

rasch

schielijk

hurtig

schielijk

geschwind

2. schielijk (plotseling intredend):

schielijk

jäh

schielijk

plötzlich

schielijk

abrupt

een schielijke dood

ein jäher Tod

schielijke veranderingen

plötzliche Veränderungen pl

schik·ke·lijk [sxɪkələk] ADJ

1. schikkelijk:

schikkelijk (inschikkelijk)

umgänglich

schikkelijk (toegeeflijk)

nachgiebig

een schikkelijk man

ein umgänglicher Mensch

2. schikkelijk (redelijk):

schikkelijk

angemessen

een schikkelijke prijs

ein günstiger [o. angemessener] Preis

ogen·schijn·lijk [oɣə(n)sxɛinlək] ADJ

ogenschijnlijk (naar het schijnt)

anscheinend

ogenschijnlijk (schijnbaar)

scheinbar

ogenschijnlijk (bijwoord, ook)

dem Anschein [o. Augenschein] nach

ogenschijnlijk heeft hij niet die bedoeling gehad

dem Anschein nach hat er nicht diese Absicht gehabt

waar·schijn·lijk <waarschijnlijke, waarschijnlijker, waarschijnlijkst> [warsxɛinlək] ADJ

waarschijnlijk (vermoedelijk, te verwachten)

wahrscheinlich

waarschijnlijk (naar het zich laat aanzien)

voraussichtlich

waarschijnlijk (naar het zich laat aanzien)

anscheinend

de waarschijnlijke ontwikkelingen

die voraussichtlichen Entwicklungen

de waarschijnlijke opvolger

der wahrscheinliche Nachfolger

de zaak waarschijnlijk voorstellen

die Sache als wahrscheinlich darstellen

pijn·lijk <pijnlijke, pijnlijker, pijnlijkst> [pɛinlək] ADJ

1. pijnlijk (pijn veroorzakend):

pijnlijk

schmerzhaft

een pijnlijke ervaring

eine schmerzliche Erfahrung

een pijnlijk gezicht zetten

schmerzvoll das Gesicht verziehen

pijnlijk glimlachen

gequält lächeln

iem pijnlijk krenken

jdn tief kränken

een pijnlijke opmerking

eine verletzende Bemerkung

iem pijnlijk treffen

jdn schwer treffen

een pijnlijke wond

eine schmerzhafte Wunde

2. pijnlijk (moeizaam):

pijnlijk

mühsam

een pijnlijk bijeengeschraapt fortuin

ein mühsam zusammengekratztes Vermögen

3. pijnlijk (uiterst zorgvuldig):

pijnlijk

peinlich

pijnlijk precies

peinlich genau

met pijnlijke zorg

mit peinlicher Sorgfalt

4. pijnlijk:

pijnlijk (precair)

peinlich

pijnlijk (thema, ogenblik)

heikel

dat was een pijnlijke geschiedenis

das war eine dumme Geschichte

een pijnlijk moment

ein peinlicher Moment

een pijnlijk punt fig

ein wunder Punkt

er viel een pijnlijke stilte

es trat ein betretenes [o. peinliches] Schweigen ein

schijn·tje <schijntje|s> [sxɛincə] N nt

schijntje

Kleinigkeit f

schijntje

Wenigkeit f

schijntje (geld)

Spottgeld nt

schijntje (geld)

Spottpreis m

geen schijntje hoop

keine Spur von Hoffnung

geen schijntje hoop

kein Hoffnungsschimmer

dat kost maar een schijntje

das kostet nur eine Wenigkeit

schijt·ziek [sxɛɪtsik] ADJ

schijtziek

sterbenskrank

schijtziek

todkrank

on·waar·schijn·lijk [ɔnwarsxɛinlək] ADJ

onwaarschijnlijk

unwahrscheinlich