Translations for „vaart“ in the Dutch » German Dictionary

vaart <vaart|en> [vart] N f

1. vaart (snelheid):

vaart

Geschwindigkeit f

vaart

Tempo nt

vaart

Fahrt f

in grote vaart

mit großer Geschwindigkeit

veel/weinig vaart hebben

viel/wenig Schwung haben

de vaart erin houden

das Tempo halten

vaart krijgen

Fahrt bekommen

het zal zo'n vaart niet lopen fig

so schlimm wird es schon nicht werden

vaart maken

in Fahrt bringen

met/in volle vaart tegen iets op rijden

in voller Fahrt auf etw acc auffahren

ergens vaart achter zetten fig inf

Druck hinter etw acc machen

2. vaart (het varen):

vaart

Schifffahrt f

vaart

Fahrt f

de grote vaart

die große Fahrt

een schip in de vaart brengen

ein Schiff in Fahrt nehmen

de vaart op Spanje

die Schifffahrt nach Spanien

3. vaart (zeereis):

vaart

Fahrt f

een voorspoedige/behouden vaart

eine gute/glückliche Fahrt

4. vaart (kanaal):

vaart

Kanal m

een vaart verbreden

einen Kanal verbreitern

Usage examples with vaart

vaart krijgen

Fahrt bekommen

vaart maken

in Fahrt bringen

de vaart erin houden

das Tempo halten

de vaart op Spanje

die Schifffahrt nach Spanien

ergens vaart achter zetten fig inf

Druck hinter etw acc machen

in grote vaart

mit großer Geschwindigkeit

veel/weinig vaart hebben

viel/wenig Schwung haben

de grote vaart

die große Fahrt

een voorspoedige/behouden vaart

eine gute/glückliche Fahrt

een vaart verbreden

einen Kanal verbreitern

zijn vaart minderen

sein Tempo verringern

in suizende vaart

in sausendem [o. rasendem] Tempo

zijn vaart inhouden

seine Geschwindigkeit herabsetzen

in vliegende vaart

in voller Fahrt

iem in zijn vaart stuiten

jdn bremsen

zonder geluk vaart niemand wel prov

ein Quäntchen Glück gehört auch dazu

het schip begon vaart te zetten

das Schiff nahm Fahrt auf

het zal zo'n vaart niet lopen fig

so schlimm wird es schon nicht werden

een schip in de vaart brengen

ein Schiff in Fahrt nehmen

een schip van de wilde vaart

ein Trampschiff