Dutch » German

wreed·heid <wreed|heden> [vrethɛit] N f

ren·paard <renpaard|en> [rɛmpart] N nt

land·aard <landaard|en> [lɑntart] N m

wreed <wrede, wreder, wreedst> [vret] ADJ

be·zwaard <bezwaarde, meer bezwaard, meest bezwaard> [bəzwart] ADJ

2. bezwaard (bekommerd):

ge·snaard [ɣəsnart] ADJ

ras·paard <raspaard|en> [rɑspart] N nt

rijk·aard <rijkaard|s> [rɛikart] N m en f

Reiche(r) f(m)

rij·paard <rijpaard|en> [rɛipart] N nt

ver·maard <vermaarde, vermaarder, vermaardst> [vərmart] ADJ

dronk·aard <dronkaard|s> [drɔŋkart] N m

grijs·aard <grijsaard|s> [ɣrɛisart] N m

dood·be·daard [dodbədart] ADJ


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski