Translations for „abborgen“ in the German » Dutch Dictionary

ˈaus·bor·gen¹ VB trans inf (verleihen)

ausborgen

(uit)lenen

ge·ˈbor·gen [gəˈbɔrgn̩] VB

geborgen pp von bergen

See also bergen

ˈber·gen <birgt, barg, geborgen> [ˈbɛrgn̩] VB trans

1. bergen (in Sicherheit bringen):

bergen

bergen

2. bergen (Ernte, Heu: einbringen):

bergen

binnenhalen

3. bergen (enthalten):

bergen

inhouden

bergen

bevatten

bergen

in zich dragen

4. bergen liter (verbergen):

bergen

verbergen

bergen

beschermen

bergen

bewaren

ˈab·bie·gen¹ VB intr irreg

1. abbiegen (nach links/rechts fahren):

abbiegen

afslaan

abbiegen

inslaan

in eine Straße abbiegen

een straat inslaan

2. abbiegen (abweichen):

abbiegen

afwijken

vom Kurs abbiegen

van de koers afwijken

ˈab·wür·gen VB trans

1. abwürgen (die Kehle zudrücken):

abwürgen

(af)wurgen

abwürgen

de keel dichtknijpen

abwürgen

de nek omdraaien

2. abwürgen inf fig:

abwürgen (im Keim ersticken)

(in de kiem) smoren

abwürgen (im Keim ersticken)

verstikken

abwürgen (unterdrücken)

onderdrukken

ˈbor·gen [ˈbɔrgn̩] VB trans

borgen

lenen

jdm etw borgen

iem iets lenen

ich borgte mir Geld (von ihm)

ik leende geld (van hem)

ver·ˈbor·gen¹ [fɛɐ̯ˈbɔrgn̩] ADJ

1. verborgen:

verborgen

verborgen

verborgen

verstopt

verborgen

weggeborgen

2. verborgen:

verborgen

verborgen

verborgen

geheim

es war dem Finanzamt nicht verborgen geblieben

het was de fiscus niet ontgaan

etw im Verborgenen tun

iets in het verborgene doen

ˈab·brin·gen VB trans irreg

1. abbringen (abhalten):

abbringen

afbrengen

abbringen

uit het hoofd praten

jdn von seinem Plan abbringen

iem van zijn plan afbrengen

2. abbringen NAUT:

abbringen

vlot maken