German » Dutch

Translations for „absenzenliste“ in the German » Dutch Dictionary (Go to Dutch » German)

Show summary of all matches

ˈab·sen·ken: transitive verb
ˈab·sen·den: transitive verb
ˈAb·schuss·lis·te: noun
ˈab·set·zen: transitive verb

You are viewing results spelled similarly: absetzen , Abschussliste , absenden and absenken

ˈab·sen·ken¹ VB trans

1. absenken:

laten zinken [o. zakken]

das Grundwasser absenken

het grondwater verlagen

2. absenken AGR:

Pflanzen absenken

planten afleggen

ˈab·sen·den VB trans

1. absenden:

2. absenden:

ˈAb·schuss·lis·te N f inf

auf der Abschussliste stehen

genomineerd zijn [o. op de nominatie staan] om …

ˈab·set·zen² VB trans

1. absetzen (abnehmen):

2. absetzen (hinstellen):

das Glas vom Mund absetzen

het glas van de mond nemen en neerzetten

3. absetzen (aussteigen lassen):

einen Fahrgast absetzen

een passagier afzetten [o. laten uitstappen]

4. absetzen (abwerfen):

Fallschirmjäger absetzen

das Geweih absetzen

het gewei afwerpen

5. absetzen (innehalten):

laten bezinken [o. neerslaan] [o. afscheiden]

6. absetzen (zu Fall bringen):

ten val brengen

7. absetzen (abbrechen, beenden):

eine Therapie absetzen

een therapie afbreken

ein Theaterstück vom Programm absetzen

een toneelstuk van het repertoire schrappen

8. absetzen (umranden):

9. absetzen (abzeichnen):

10. absetzen (kontrastieren):

Farben voneinander absetzen

kleuren tegen elkaar afzetten

11. absetzen ECON (verkaufen):

van de hand doen

Güter vom Lager absetzen

goederen uit de voorraad verkopen

12. absetzen FIN:

eine Summe von der Steuer absetzen

een bedrag van de belasting aftrekken

13. absetzen NAUT:

14. absetzen MED:

Browse the dictionary

German

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski