Translations for „lating“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

la·ˈtent [laˈtɛnt] ADJ liter

latent

latent

ˈOu·ting <Outings> [ˈ͜autɪŋ] N nt kein pl

1. Outing inf (z. B. von der eigenen Sexualität):

Outing

het (in het openbaar) bekendmaken

Outing

outing

2. Outing (z. B. wenn die eigene Sexualität bekannt wird):

Outing

het uitkomen

Outing

coming-out

Pla·tin <Platins> [ˈplaːtiːn] N nt kein pl CHEM

Platin (Pt)

platina nt

lang¹ <länger, (am) längst(en)> [laŋ] ADJ

1. lang (räumlich):

lang

lang

lang gedehnt [o. gestreckt ] [o. gezogen ]

langgerekt

lang gedehnt [o. gestreckt ] [o. gezogen ]

(uit)gerekt

eine lange Latte inf fig

een bonenstaak

etw lang und breit erzählen

iets lang en breed [o. omslachtig] [o. uitvoerig] vertellen

2. lang (zeitlich):

lang

lang

lang ersehnt

langverbeid

vor langen Jahren

jaren geleden

seit langem

sinds lang

seit längerem

sedert geruime tijd

seit langer Zeit

sinds lang

vor langem

lang geleden

vor langer Zeit

lang geleden

die Zeit wird mir lang

het gaat me te lang duren

längere Zeit warten

vrij [o. tamelijk] lang wachten

etw auf die lange Bank schieben

iets op de lange baan schuiven

etw von langer Hand vorbereiten

iets lang en nauwgezet voorbereiden

La·ˈti·num <Latinums> [laˈtiːnʊm] N nt kein pl

Latinum

examen nt in Latijn

großes Latinum

groot examen Latijn

kleines Latinum

klein examen Latijn

La·ˈtri·ne <Latrine, Latrinen> [laˈtriːnə] N f

1. Latrine:

Latrine

latrine

Latrine

pot

2. Latrine inf pej:

Latrine

kletspraatje

Latrine

(ge)roddel

ˈMee·ting <Meetings, Meetings> [ˈmiːtɪŋ] N nt

Meeting

meeting

Meeting

openbare bijeenkomst

Meeting

(sportieve) manifestatie

ˈLau·tung <Lautung, Lautungen> [ˈl͜autʊŋ] N f LING

Lautung

uitspraak

Lautung

articulatie

Lautung

klankvorming

ˈCam·ping <Campings> [ˈkɛmpɪŋ] N nt kein pl

Camping

het kamperen

Camping

camping

zum Camping fahren

gaan kamperen

La·ˈtein <Lateins> [laˈt͜ain] N nt kein pl

Latein

Latijn nt

mit seinem Latein am Ende sein fig

aan het eind van zijn Latijn zijn

ˈLa·dung² <Ladung, Ladungen> [ˈlaːdʊŋ] N f LAW

Ladung

dagvaarding

Ladung

oproeping

La·ˈmäng <Lamäng> [laˈmɛŋ] N f kein pl hum inf

wir aßen aus der freien Lamäng

wij aten uit het vuistje

er konnte es so aus der (freien [o. kalten]) Lamäng nicht sagen

hij kon het zo voor de vuist niet [o. niet zomaar] zeggen

ˈDo·ping <Dopings, Dopings> [ˈdɔpɪŋ, ˈdoːpɪŋ] N nt SPORTS

Doping

doping

ˈUn·ding N nt

Unding

onding nt

Unding fig a.

waanzin

ge·ˈring [gəˈrɪŋ] ADJ

1. gering (unerheblich, unbedeutend):

gering

gering

gering

weinig

gering

klein

kein Geringerer als er

niem minder dan hij

in gering(er)em Grade

in mindere mate

nicht im Geringsten

niet in het minst

nicht im Geringsten

helemaal niet

nicht die geringste Lust

niet de minste zin [o. lust]

nicht das Geringste tun

helemaal niets doen

nicht das Geringste tun

geen klap doen [o. uitvoeren]

2. gering (niedrig):

gering

laag

gering

gering

jdn gering schätzen/achten

iem minachten/geringschatten

ˈHe·ring <Herings, Heringe> [ˈheːrɪŋ] N m

1. Hering (Fisch):

Hering

haring

2. Hering inf fig (Zeltpflock):

Hering

lange slungel

ˈRe·ling <Reling, Relinge[o. Relings] > [ˈreːlɪŋ] N f meist sing

Reling

reling

Reling

verschansing