Translations for „mordsstimmung“ in the German » Dutch Dictionary

ˈMiss·stim·mung N f

Missstimmung

ontstemming

Missstimmung

misnoegen nt

ˈUr·ab·stim·mung N f

Urabstimmung

stemming van de vakbondsleden over het al of niet staken

ˈHoch·stim·mung N f

Hochstimmung

feestelijke stemming

ˈOrts·be·stim·mung N f

1. Ortsbestimmung GEOG:

Ortsbestimmung

plaatsbepaling

Ortsbestimmung

positiebepaling

2. Ortsbestimmung LING:

Ortsbestimmung

bepaling van plaats

ˈBom·ben·ˈstim·mung N f inf

Bombenstimmung

reuzestemming

ˈAb·stim·mung N f

1. Abstimmung RADIO:

Abstimmung

stemming

eine Abstimmung vornehmen (Anpassung durch mechanische Einstellung)

een stemming houden

zur Abstimmung bringen ADMIN

in stemming brengen

zur Abstimmung schreiten (Stimmabgabe)

tot stemming overgaan

ein Antrag gelangt [o. kommt] zur Abstimmung

over een motie wordt gestemd

2. Abstimmung (harmonische Kombination):

Abstimmung

afstemming

Abstimmung

het afstemmen

Be·ˈstim·mung <Bestimmung, Bestimmungen> N f

1. Bestimmung (das Bestimmen, Festsetzen):

Bestimmung

bepaling nt

2. Bestimmung (Ziel, Zweck):

Bestimmung

bestemming

Bestimmung

doel nt

3. Bestimmung (Schicksal):

Bestimmung

lot nt

Bestimmung

roeping

Bestimmung

(voor)beschikking

das ist höhere Bestimmung

dat is hogere beschikking

das war Bestimmung

dat was zo voorbestemd

4. Bestimmung (Ernennung):

Bestimmung

aanwijzing

5. Bestimmung LING:

Bestimmung

bepaling

ˈZu·stim·mung <Zustimmung, Zustimmungen> N f meist sing

Zustimmung

toestemming

Zustimmung (Einwilligung)

instemming

Zustimmung (Billigung)

goedkeuring

ˈGrund·stim·mung N f

Grundstimmung

algemene [o. overheersende] stemming

ˈMit·be·stim·mung N f kein pl

Mitbestimmung (Mitentscheidung)

inspraak

Mitbestimmung (das Mitbestimmen)

medezeggenschap

die betriebliche Mitbestimmung

de medezeggenschap binnen een bedrijf

Über·ˈein·stim·mung <Übereinstimmung, Übereinstimmungen> N f

Übereinstimmung

overeenstemming

Übereinstimmung

overeenkomst

ˈAuf·bruchs·stim·mung <Aufbruchsstimmung> N f kein pl

1. Aufbruchsstimmung (vor dem Aufbrechen):

Aufbruchsstimmung

stemming om weg te gaan

2. Aufbruchsstimmung fig (Stimmung der Erneuerung):

Aufbruchsstimmung

gevoel nt van verandering

ˈMuss·be·stim·mung N f

Mussbestimmung

dwingende [o. bindende] bepaling

ˈFein·ab·stim·mung N f TECH

Feinabstimmung

fijne afstemming

ˈKann·be·stim·mung N f

Kannbestimmung

niet-verplichtende [o. niet-bindende] bepaling

ˈSelbst·be·stim·mung N f

Selbstbestimmung

zelfbeschikking

ˈUn·ter·gangs·stim·mung N f

Untergangsstimmung

het doemdenken

Be·ˈgriffs·be·stim·mung N f

Begriffsbestimmung

begripsbepaling

Begriffsbestimmung

definitie

ˈStim·mung <Stimmung, Stimmungen> [ˈʃtɪmʊŋ] N f

Stimmung (öffentliche Einstellung, Atmosphäre)

stemming

Stimmung (Gemütslage)

humeur nt

das hebt die Stimmung

dat verhoogt de stemming

in Stimmung sein

(goed) in stemming zijn

in Stimmung sein

goedgehumeurd zijn

in Stimmung geraten [o. kommen]

in stemming komen

in gereizter/trüber Stimmung

in een geprikkelde/sombere stemming

jdn in Stimmung bringen [o. versetzen]

iem in de stemming brengen

Stimmung machen

er de stemming in brengen

von Stimmungen abhängig sein

aan stemmingen onderhevig zijn