Dutch » German
You are viewing results spelled similarly: poten , potten , sloten , floten , spoten , kloten , stoten , snoten , goten and loten

po·ten <pootte, h. gepoot> [potə(n)] VB trans

3. poten (visbroedsel uitzetten):

lo·ten2 <lootte, h. geloot> [lotə(n)] VB trans (door het lot krijgen)

go·ten VB

goten 3. pers pl imp van gieten¹, gieten²

See also gieten , gieten

gie·ten2 <goot, h. gegoten> [ɣitə(n)] VB impers ww (stortregenen)

gie·ten1 <goot, h. gegoten> [ɣitə(n)] VB trans

sno·ten VB

snoten 3. pers pl imp van snuiten

See also snuiten

snui·ten <snoot, h. gesnoten> [snœytə(n)] VB trans

1. snuiten (slijm verwijderen):

(sich dat ) die Nase schnäuzen [o. putzen]

2. snuiten (kaars):

sto·ten3 <stootte/stiet zich, h. zich gestoten> [stotə(n)] VB wk ww zich stoten

klo·ten <klootte, h. gekloot> [klotə(n)] VB intr (prutsen)

spo·ten VB

spoten 3. pers pl imp van spuiten¹, spuiten²

See also spuiten , spuiten

spui·ten2 <spoot, i. gespoten> [spœytə(n)] VB intr (naar buiten geperst worden)

flo·ten VB

floten 3. pers pl imp van fluiten¹, fluiten²

See also fluiten , fluiten

flui·ten2 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB intr

2. fluiten (fluitinstrument bespelen):

flui·ten1 <floot, h. gefloten> [flœytə(n)] VB trans

1. fluiten (geluid voortbrengen):

2. fluiten (als scheidsrechter leiden):

slo·ten VB

sloten 3. pers pl imp van sluiten¹, sluiten²

See also sluiten , sluiten

pot·ten <potte, h. gepot> [pɔtə(n)] VB trans

1. potten (opsparen):

2. potten (in potten doen):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski