Dutch » German

le·ra·res <lerares|sen> [lerarɛs] N f

du·pe·ren <dupeerde, h. gedupeerd> [dyperə(n)] VB trans

durf·al <durfal|len, durfal|s> [dʏrfɑl] N m

adres <adres|sen> [adrɛs] N nt

2. adres (vermelding van de woonplaats en straat):

3. adres comput.:

mo·res [morəs] N pl

ci·pres <cipres|sen> [siprɛs] N m

ex·pres [ɛksprɛs] ADV

2. expres (met de bepaalde bedoeling):

eigens form

dur [dyr] N f geen pl

dur
Dur nt

durf [dʏrf] N m geen pl

ar·rest <arrest|en> [ɑrɛst] N nt

1. arrest (voorlopige vrijheidsberoving):

Haft f

2. arrest (krijgstuchtelijke straf):

Arrest m

3. arrest (beslaglegging):

4. arrest (uitspraak van gerechtshof):

Urteil nt

dus1 [dʏs] ADV


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski