Translations for „funkel“ in the German » Dutch Dictionary

(Go to Dutch » German)

ˈfun·keln [ˈfʊŋkl̩n] VB intr

funkeln

fonkelen ook fig.

funkeln

flikkeren

funkeln

schitteren

seine Augen funkelten vor Zorn

zijn ogen fonkelden [o. bliksemden] van toorn

ˈfun·ken¹ [ˈfʊŋkn̩] VB intr

1. funken (Funken sprühen):

funken

vonken

funken

vonken schieten

2. funken inf (verstehen):

funken

functioneren

funken

werken

3. funken inf (sich verlieben):

funken

schieten

funken

vuren

es funkt bei jdm

bij iem valt het kwartje

es funkt inf

er vallen klappen

es funkt inf

er is ruzie

es funkt inf

het lukt

ˈdun·kel [ˈdʊŋkl̩] ADJ

1. dunkel (unklar):

dunkel

donker

im Dunkeln bleiben fig

anoniem blijven

noch im Dunkeln liegen fig

nog verborgen zijn

mir wurde es dunkel vor den Augen

het werd mij zwart voor de ogen

2. dunkel (Farbe betreffend):

dunkel

donker (van kleur)

ein dunkles Blau

een donkerblauwe kleur

der dunkle Erdteil fig

het zwarte werelddeel

3. dunkel (tief):

dunkel

zwaar (van toon)

dunkel

laag

4. dunkel (düster):

dunkel

donker

dunkel

somber

dunkel

triest

ein dunkles Kapitel der Geschichte

een zwarte bladzijde in de geschiedenis

5. dunkel (zwielichtig):

dunkel

duister

dunkel

verdacht

dunkle Geschäfte machen fig

duistere zaakjes bij de hand hebben

6. dunkel (vage, undeutlich):

dunkel

duister

dunkel

vaag

eine dunkle Ahnung

een vaag vermoeden

im Dunkeln tappen

in het duister tasten

im Dunkeln ist gut munkeln prov

in 't duisteren is 't goed fluisteren

ˈRun·kel <Runkel, Runkeln> [ˈrʊnkl̩] N f A CH

Runkel

voe(de)rbiet

Runkel

mangel(wortel)

ˈDun·kel <Dunkels> [ˈdʊŋkl̩] N nt kein pl

1. Dunkel liter:

Dunkel

donker(heid)

2. Dunkel fig:

Dunkel

duisternis

Dunkel

geheimzinnigheid

Dunkel

anonimiteit

über diesem Fall liegt ein geheimnisvolles Dunkel

dit geval is in geheimzinnige duisternis gehuld

ˈFun·ke <Funkens, Funken> [ˈfʊŋkə] N m fig (geringes Maß, glimmendes Teilchen)

Funke

vonk ook fig.

kein Funke Anstandsgefühl

geen greintje fatsoen

der auslösende [o. zündende ] Funke fig

de vonk die de vlam in de pan doet slaan

Funken sprühend

vonke(le)nd ook fig.

Funken sprühend

vonken spattend

den Funken ins Pulverfass werfen [o. schleudern ] fig

de vonk [o. de lont] in het kruitvat werpen

…, dass die Funken fliegen [o. sprühen ] [o. stieben ] fig

… dat er de stukken afvliegen

…, dass die Funken fliegen [o. sprühen ] [o. stieben ] fig

dat het een aard heeft

ˈFun·ken <Funkens, Funken> [ˈfʊŋkn̩] N m

Funken → Funke

See also Funke

ˈFun·ke <Funkens, Funken> [ˈfʊŋkə] N m fig (geringes Maß, glimmendes Teilchen)

Funke

vonk ook fig.

kein Funke Anstandsgefühl

geen greintje fatsoen

der auslösende [o. zündende ] Funke fig

de vonk die de vlam in de pan doet slaan

Funken sprühend

vonke(le)nd ook fig.

Funken sprühend

vonken spattend

den Funken ins Pulverfass werfen [o. schleudern ] fig

de vonk [o. de lont] in het kruitvat werpen

…, dass die Funken fliegen [o. sprühen ] [o. stieben ] fig

… dat er de stukken afvliegen

…, dass die Funken fliegen [o. sprühen ] [o. stieben ] fig

dat het een aard heeft

ˈFun·ker(in) <Funkers, Funker> [ˈfʊŋkɐ] N m(f)

Funker(in)

radiotelegrafist(radiotelegrafiste) m (f)

Funker(in)

marconist(marconiste) m (f)

ˈDün·kel <Dünkels> [ˈdʏŋkl̩] N m kein pl

Dünkel

verwaandheid

Dünkel

eigendunk

ˈEn·kel(in) <Enkels, Enkel> [ˈɛŋkl̩] N m(f)

1. Enkel (Enkelsohn):

Enkel(in)

kleinzoon(kleindochter) m (f)

2. Enkel (Enkelkind):

Enkel(in)

kleinkind nt

3. Enkel inf (Nachkommen) pl:

Enkel(in)

nazaten

ˈOn·kel¹ <Onkels, Onkel> [ˈɔŋkl̩] N m

über den großen Onkel gehen [o. laufen] inf

met naar binnen gerichte voeten lopen

ˈHen·kel <Henkels, Henkel> [ˈhɛŋkl̩] N m

Henkel

hengsel nt

Henkel

handvat nt

Henkel

oor nt

ˈPin·kel <Pinkels, Pinkel> [ˈpɪŋkl̩] N m inf pej

Pinkel

vent

Pinkel

mannetje nt

Pinkel

kereltje nt

ˈWin·kel <Winkels, Winkel> [ˈvɪŋkl̩] N m

1. Winkel (Ecke):

Winkel

hoek

der tote Winkel fig

de dode hoek

in allen Ecken und Winkeln suchen

in alle hoeken en gaten zoeken

2. Winkel (Bereich):

Winkel

(verborgen) hoekje nt

Winkel

schuilhoek

ein entlegener Winkel

een uithoek

3. Winkel MATH:

Winkel

geodriehoek