Translations for „achtzehnten“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

ach·ter·la·ten <liet achter, h. achtergelaten> [ɑxtərlatə(n)] VB trans

achterlaten

hinterlassen

achterlaten (in een toestand, op een plaats laten)

zurücklassen

een bericht voor iem achterlaten

jdm eine Nachricht hinterlassen [o. zurücklassen]

de achtergelatenen

die Hinterbliebenen

zal ik dit boek hier voor je achterlaten?

soll ich dir das Buch dalassen?

een goede indruk achterlaten

einen guten Eindruck hinterlassen

littekens achterlaten

Narben hinterlassen

iem verbaasd achterlaten

jdn erstaunt zurücklassen

ach·te·ren [ɑxtərə(n)] ADV

achteren

hinten

naar achteren gaan fig

austreten

een stap naar achteren doen

einen Schritt nach hinten machen

van achteren naar voren

rückwärts

iem liever van achteren zien dan van voren fig

jdn am liebsten von hinten sehen

ach·ter·ste² <achterste|n> [ɑxtərstə] N nt

1. achterste (het achtereinde):

achterste

Hintere(s) nt

achterste

Hinterste(s) nt

het achterste voor

falsch herum

2. achterste (zitvlak):

achterste

Hintern m

ach·ter·een [ɑxtəren] ADV

achtereen (zonder tussenpozen)

hintereinander

achtereen (in één keer)

auf einmal

jaren achtereen

Jahre hindurch

een boek achtereen uitlezen

ein Buch auf einmal auslesen

drie weken achtereen

drei Wochen hintereinander

ach·ter·na·zit·ten <zat achterna, h. achternagezeten> [ɑxtərnazɪtə(n)] VB trans

1. achternazitten (achtervolgen):

achternazitten

nachsetzen +dat

iem achternazitten

jdm nachsetzen

2. achternazitten (streng controleren):

achternazitten

hinterher sein

een leerling voortdurend moeten achternazitten

ständig hinter einem Schüler her sein müssen

ach·ter·in [ɑxtərɪn] ADV

achterin

hinten

achterin zitten (in auto e.d. ook)

auf dem Rücksitz sitzen

ach·terst [ɑxtərst] ADJ

achterst

hinter

achterst

hinterst

op zijn achterste poten gaan staan fig

sich auf die Hinterbeine stellen

acht·tien¹ [ɑxtin] NUM

achttien

achtzehn

ach·ter·aan [ɑxtəran] ADV

1. achteraan (aan de achterkant):

achteraan

hinten

helemaal achteraan

ganz hinten

achteraan in de zaal

hinten im Saal

wij wandelden achteraan

wir spazierten am Schluss

2. achteraan (achterheen):

achteraan

hinterher

daar moet je achteraan gaan

da musst du hinterher

ach·ter·ban <achterban|nen> [ɑxtərbɑn] N m

achterban (van grote bewegingen)

Basis f

achterban (aanhangers)

Anhängerschaft f

ach·ter·uit·zet·ten <zette achteruit, h. achteruitgezet> [ɑxtərœytsɛtə(n)] VB trans

1. achteruitzetten:

achteruitzetten (meer naar achteren zetten)

nach hinten setzen

achteruitzetten (met auto)

zurücksetzen

2. achteruitzetten (uurwerk):

achteruitzetten

zurückstellen

3. achteruitzetten (achteruit doen gaan):

achteruitzetten

zurückwerfen

die koorts zal de zieke achteruitzetten

das Fieber wird den Kranken zurückwerfen

4. achteruitzetten (bij anderen laten achterstaan):

achteruitzetten

zurücksetzen

ach·ter·aan·zit·ten² <zat achteraan, h. achteraangezeten> [ɑxtəranzɪtə(n)] VB intr (achterin, achter anderen zitten)

achteraanzitten

hinten sitzen