Translations for „moeten“ in the Dutch » German Dictionary

moe·ten <moest, h. gemoeten> [mutə(n)] VB mod aux

1. moeten (behoefte hebben aan):

moeten

müssen

hij moet zo nodig

er hats wieder mal nötig

waar moet je heen (gaan)?

wo musst du hin?

wat moet je? inf

was willst du?

hij moest en zou het hebben

er wollte und musste es haben

2. moeten (verplicht zijn):

moeten

müssen

moest (je) dat nou (doen)?

musste das sein?

ik moet er niets van hebben (er niets mee te maken hebben)

ich will nichts damit zu tun haben

ik moet er niets van hebben (er niet van houden)

ich mag es überhaupt nicht

moet u nog ver (gaan)?

müssen Sie noch weit?

wat moet ik daarmee?

was soll ich damit?

3. moeten (behoren):

moeten

sollen

dat moet je nog eens doen (als je durft)!

mach das bloß nicht noch mal! inf

we moesten maar eens gaan

wir sollten allmählich gehen

je moet niet vergeten dat ...

du darfst nicht vergessen, dass ...

je moet niet zo nieuwsgierig zijn

du sollst nicht so neugierig sein

4. moeten:

moeten (onvermijdelijk, noodzakelijk zijn)

müssen

moeten (met ontkenning)

brauchen

het heeft zo moeten zijn

es hat so sein sollen

moeten is dwang

kein Mensch muss müssen

als het moet, dan …

wenn es sein muss, dann …

ze moet er nodig eens even uit (in de buitenlucht)

sie muss unbedingt mal an die frische Luft

ze moet er nodig eens even uit (op vakantie)

sie braucht unbedingt mal Urlaub

5. moeten:

moeten (waar(schijnlijk) zijn: er zijn aanwijzingen)

müssen

moeten (waar(schijnlijk) zijn: er wordt beweerd)

sollen

zij moet vroeger knap geweest zijn (ziet men nu nog)

sie muss früher mal sehr hübsch gewesen sein

zij moet vroeger knap geweest zijn (men zegt)

sie soll früher hübsch gewesen sein

je moet de groeten hebben van hem

ich soll dich von ihm grüßen

wat moet dat? inf

was soll das?

Usage examples with moeten

nodig moeten inf

(dringend) mal müssen inf

hoognodig moeten

dringend müssen

daar moeten we tegenop

wir müssen dort hinauf

hij zal moeten inbinden

er wird zurückstecken müssen

zijn auto moeten wegdoen

sein Auto abschaffen müssen

in militaire dienst moeten

zum Militär müssen

zich helemaal moeten omschakelen

sich völlig umstellen müssen

een nederlaag moeten incasseren

eine Niederlage hinnehmen müssen

we zullen moeten takelen

wir werden eine Winde benötigen

heel wat moeten slikken

sich dat eine Menge gefallen lassen müssen

ieder dubbeltje moeten omdraaien fig

jeden Cent [o. Pfennig] zweimal umdrehen müssen

voor iets moeten dokken

für etw blechen müssen

naar de keuring moeten gesch.

zur Musterung geladen sein

ook leraren moeten bijblijven

auch Lehrer müssen auf der Höhe bleiben

het gelag moeten betalen

die Rechnung bezahlen müssen

we moeten maar afwachten

wir wollen die Dinge an uns herankommen lassen

ieder dubbeltje moeten omkeren fig

mit (je)dem Cent rechnen müssen

onder dienst moeten

zum Militär müssen