Translations for „auswärtige“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

be·har·ti·gen <behartigde, h. behartigd> [bəhɑrtəɣə(n)] VB trans

behartigen

vertreten

behartigen

wahren

behartigen

wahrnehmen

zijn zaken behartigen

seinen Geschäften nachgehen

kwar·tier <kwartier|en> [kwɑrtir] N nt

1. kwartier (deel van een uur):

kwartier

Viertelstunde f

over drie kwartier

in einer Dreiviertelstunde

om het kwartier

jede Viertelstunde

om het kwartier

viertelstündlich

een rit van een kwartier

eine viertelstündige Fahrt

vijf kwartier

eineinviertel Stunden

2. kwartier mil. (verblijfplaats):

kwartier

Unterkunft f

3. kwartier (schijngestalte van de maan):

kwartier

Viertel nt

het laatste kwartier

das letzte Viertel

4. kwartier (stadswijk):

kwartier

Viertel nt

eng·har·tig [ɛŋhɑrtəx] ADJ

enghartig

engherzig

enghartig

kleinlich

laf·har·tig <lafhartige, lafhartiger, lafhartigst> [lɑfhɑrtəx] ADJ

lafhartig

feig(e)

barm·har·tig <barmhartige, barmhartiger, barmhartigst> [bɑrmhɑrtəx] ADJ

barmhartig

barmherzig

de barmhartige God

der gnädige Gott

de barmhartige Samaritaan

der barmherzige Samariter

ruim·har·tig [rœymhɑrtəx] ADJ form

ruimhartig

großherzig

ruimhartig

edelmütig

laag·har·tig [laxhɑrtəx] ADJ

laaghartig

gemein

laaghartig

niederträchtig

in·kwar·tie·ren <kwartierde in, h. ingekwartierd> [ɪŋkwɑrtirə(n)] VB trans

inkwartieren

einquartieren

inkwartieren

unterbringen

zijn gasten in een hotel inkwartieren

seine Gäste in einem Hotel unterbringen