Translations for „frictie“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

frac·tie <fractie|s> [frɑksi] N f

1. fractie (onderdeel, deeltje):

fractie

Bruchteil m

een fractie hoger/lager

ein kleines bisschen höher/niedriger

in een fractie van een seconde

im Bruchteil einer Sekunde

2. fractie pol.:

fractie

Fraktion f

fic·tie <fictie|s> [fɪksi] N f

fictie

Fiktion f

dic·tie [dɪksi] N f geen pl

dictie

Diktion f

dictie

Sprechweise f

rec·tie <rectie|s> [rɛksi] N f

rectie

Rektion f

erec·tie <erectie|s> [erɛksi] N f

erectie

Erektion f

een erectie krijgen

eine Erektion bekommen

trac·tie [trɑksi] N f geen pl

1. tractie (trekkracht):

tractie

Traktion f spec

tractie

Ziehen nt

2. tractie (divisie):

tractie

Traktion f spec

tractie

Antrieb m

func·tie <functie|s> [fʏŋksi] N f

1. functie:

functie (taak)

Funktion f

functie (ambt)

Amt nt

functie (werk)

Tätigkeit f

een functie bekleden/neerleggen

ein Amt bekleiden/niederlegen

in functie blijven

im Amt bleiben

een vrouw met een leidinggevende functie

eine Frau in leitender Funktion

de functie van secretaris

die Funktion eines Sekretärs

2. functie (werking, activiteit):

functie

Funktion f

functie

Wirkung f

buiten functie

außer Dienst

in functie zijn

amtieren

in functie treden

ein Amt antreten

in functie treden (van zaken, lichamen)

in Funktion treten

het verzet tegen een ambtenaar in functie

der Widerstand gegen die Staatsgewalt

een belediging van een ambtenaar in functie

eine Amtsbeleidigung

3. functie:

functie taalk., wisk.

Funktion f

fic·tief <fictieve, fictiever, fictiefst> [fɪktif] ADJ

fictief

fiktiv

fictief

imaginär

het fictief entrepot econ.

das private Zollgutlager