Translations for „hoedt“ in the Dutch » German Dictionary

hoe·de [hudə] N f geen pl

1. hoede (bescherming):

hoede

Obhut f liter

iem onder zijn hoede nemen

jdn in seine Obhut nehmen liter

2. hoede (behoedzaamheid):

hoede

Hut f

wees op uw hoede voor hem

seien Sie vor ihm auf der Hut liter

hoest [hust] N m geen pl

hoest

Husten m

een droge/schorre hoest

ein trockener/rauer Husten

hoed <hoed|en> [hut] N m

hoed

Hut m

hoed af voor dit besluit fig

Hut ab vor dieser Entscheidung

daar neem ik mijn hoed voor af fig

alle Achtung!

met de hoed in de hand komt men door het hele land prov

mit dem Hute in der Hand kommt man durch das ganze Land prov

hoe·den¹ <hoedde, h. gehoed> [hudə(n)] VB trans ((vee) bewaken)

hoeden

hüten

hoed·je <hoedje|s> [hucə] N nt

hoedje

Hütchen nt

hij is onder een hoedje te vangen

er ist lammfromm

met iem onder één hoedje spelen

mit jdm unter einer Decke stecken

zich een hoedje schrikken

zu Tode erschrecken

zich een hoedje lachen

sich totlachen inf

hoef·de VB

hoefde 3. pers sing imp van hoeven¹, hoeven²

See also hoeven , hoeven

hoe·ven² <hoefde, h. gehoeven> [huvə(n)] VB impers ww (nodig zijn)

hoeven

nötig sein

het hoeft niet meer

es ist nicht mehr nötig

van [o. voor ] mij hoeft het niet inf

von mir aus nicht

hoe·ven¹ <hoefde, h. gehoeven> [huvə(n)] VB trans (moeten)

hoeven

brauchen

dat had je niet hoeven (te) doen

das hättest du nicht zu tun brauchen