Dutch » German

Translations for „implement“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

iso·le·ment: noun
re·gle·ment: noun
par·le·ment: noun
kam·pe·ment: noun
amu·se·ment: noun
ameu·ble·ment: noun
sig·na·le·ment: noun
com·ple·men·tair: adjective and adverb
im·pli·ce·ren: verb
meu·ble·ment: noun
amen·de·ment: noun
im·pli·ciet: adjective and adverb
eve·ne·ment: noun
man·de·ment: noun
man·ke·ment: noun
ren·de·ment: noun
ap·par·te·ment: noun
Eu·ro·par·le·ment: noun
im·plan·taat: noun
abon·ne·ment: noun

You are viewing results spelled similarly: isolement , amusement , kampement , parlement , reglement , signalement , ameublement , complementair , amendement , meublement , impliceren , rendement , mankement , mandement , evenement , impliciet , appartement , Europarlement , bombardement , management , klassement , engagement , dreigement , changement , abonnement and implantaat

iso·le·ment [izoləmɛnt] N nt geen pl

re·gle·ment <reglement|en> [reɣləmɛnt] N nt

Satzung f meist pl

reglement (in samenstellingen)

-ordnung f

het huishoudelijk reglement (voor de huisbewoners)

die Hausordnung

het huishoudelijk reglement (van een vereniging)

die Geschäftsordnung

het huishoudelijk reglement (van een vereniging)

die Satzungen pl

een reglement opstellen/herzien

ein Reglement aufstellen/revidieren

reglement van orde (voor school)

reglement van orde (voor tehuis)

par·le·ment <parlement|en> [pɑrləmɛnt] N nt

kam·pe·ment <kampement|en> [kɑmpəmɛnt] N nt

Lager nt

amu·se·ment <amusement|en> [amyzəmɛnt] N nt

ameu·ble·ment <ameublement|en> [amøbləmɛnt] N nt

ameublement

Zimmereinrichtung f

ameublement

Wohnungseinrichtung f

sig·na·le·ment <signalement|en> [sɪɲaləmɛnt] N nt

1. signalement:

signalement (persoonsbeschrijving)

Personenbeschreibung f

signalement (met verzoek tot opsporing en aanhouding)

2. signalement (hoedanigheden):

signalement

Charakteristik f

com·ple·men·tair [kɔmplemɛntɛːr] ADJ

im·pli·ce·ren <impliceerde, h. geïmpliceerd> [ɪmpliserə(n)] VB trans

meu·ble·ment N nt

meublement → meubilair

See also meubilair

meu·bi·lair [møbilɛːr] N nt geen pl

Mobiliar nt selten pl

amen·de·ment <amendement|en> [amɛndəmɛnt] N nt jur.

Änderungsantrag m

het recht van amendement

das Amendementsrecht

im·pli·ciet <impliciete, implicieter, implicietst> [ɪmplisit] ADJ

eve·ne·ment <evenement|en> [evənəmɛnt] N nt

1. evenement (publieke gebeurtenis):

Veranstaltung f

2. evenement (gewichtig, merkwaardig voorval):

Ereignis nt

man·de·ment <mandement|en> [mɑndəmɛnt] N nt rel.

man·ke·ment <mankement|en> [mɑŋkəmɛnt] N nt

1. mankement (gebrek):

Mangel m meist pl

Defekt m

mankementen vertonen

Mängel aufweisen

2. mankement (lichaamsgebrek):

ren·de·ment <rendement|en> [rɛndəmɛnt] N nt

1. rendement econ.:

rendement (opbrengst)

Ertrag m

rendement (opbrengst)

Rendite f

rendement (renteopbrengst)

rendement (van een stof, materiaal)

het rendement van een belegging

der Ertrag einer Anlage

2. rendement:

rendement (nuttig effect)

rendement (van machine)

het rendement van een elektrische lamp

der Wirkungsgrad einer elektrischen Lampe

3. rendement:

rendement (resultaat)

rendement (zwakker)

Nutzen m

rendement (succes)

ap·par·te·ment <appartement|en> [ɑpɑrtəmɛnt] N nt

appartement

Eu·ro·par·le·ment [øropɑrləmɛnt] N nt geen pl

Europarlement

Europäische(s) Parlament nt

Europarlement

Europaparlament nt

im·plan·taat <implan|taten> [ɪmplɑntat] N nt

abon·ne·ment <abonnement|en> [abɔnəmɛnt] N nt

abonnement verk.

bij abonnement

een abonnement op een tijdschrift

ein Zeitschriftenabonnement

een abonnement op de ‘Spiegel’

ein Abonnement auf den ‘Spiegel’

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski