Dutch » German

Translations for „inkrassing“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

Show summary of all matches

ver·ras·sing: noun
in·kla·ring: noun
bol·was·sing: noun
toe·pas·sing: noun
aan·pas·sing: noun
krui·sing: noun
in·ke·ping: noun
in·ker·ving: noun
in·kor·ting: noun
win·dow·dres·sing: noun
ver·fris·sing: noun
in·krim·pen: verb
in·krui·pen: verb
af·los·sing: noun
be·bos·sing: noun
op·los·sing: noun
ver·gis·sing: noun
be·slis·sing: noun
uit·dos·sing: noun
ver·los·sing: noun

You are viewing results spelled similarly: inklaring , verrassing , inkorting , inkerving , inkeping , kruising , aanpassing , toepassing , bolwassing , windowdressing , verfrissing , kwetsing , tangverlossing , vermissing , verlossing , uitdossing , beslissing , vergissing , oplossing , bebossing , aflossing , inkruipen and inkrimpen

ver·ras·sing <verrassing|en> [vərɑsɪŋ] N f

Überraschung f

verrassing mil.

Überrumpelung f

tot mijn verrassing

zu meiner Überraschung

in·kla·ring <inklaring|en> [ɪŋklarɪŋ] N f

inklaring scheepv.

Einklarierung f

bol·was·sing <bolwassing|en> [bɔlwɑsɪŋ] N f Belg

Kopfwäsche f inf

Verweis m

Tadel m

toe·pas·sing <toepassing|en> [tupɑsɪŋ] N f

de toepassing van het recht jur.

die Rechtsanwendung

van toepassing verklaren

für zutreffend erklären

van toepassing zijn (op)

anwendbar sein auf +acc

niet van toepassing (n.v.t.)

nicht zutreffend

doorhalen wat niet van toepassing is

Nichtzutreffendes bitte streichen

de wet is van toepassing op alle burgers

das Gesetz gilt für alle Bürger

toepassing vinden

Anwendung finden

aan·pas·sing <aanpassing|en> [ampɑsɪŋ] N f

krui·sing <kruising|en> [krœysɪŋ] N f

1. kruising (kruispunt, het snijden):

een kruising van twee autosnelwegen

ein Autobahnkreuz

2. kruising (bevruchting):

in·ke·ping <inkeping|en> [ɪŋkepɪŋ] N f

1. inkeping (handeling):

Kerbung f

2. inkeping (resultaat):

Kerbe f

in·ker·ving <inkerving|en> [ɪŋkɛrvɪŋ] N f

1. inkerving (inkeping):

Kerbe f

2. inkerving (het inkepen):

Kerbung f

in·kor·ting <inkorting|en> [ɪŋkɔrtɪŋ] N f

win·dow·dres·sing [wɪndodrɛsɪŋ] N f geen pl

windowdressing (maatregel)

Schönfärberei f

windowdressing econ.

Windowdressing nt

ver·fris·sing <verfrissing|en> [vərfrɪsɪŋ] N f

verfrissing

in·krim·pen¹ <kromp in, h. ingekrompen> [ɪŋkrɪmpə(n)] VB trans (kleiner maken)

in·krui·pen <kroop in, i. ingekropen> [ɪŋkrœypə(n)] VB intr

(hinein)kriechen

(herein)kriechen

af·los·sing <aflossing|en> [ɑflɔsɪŋ] N f

1. aflossing (het vervangen):

de aflossing van de hypotheek

die Tilgung der Hypothek

de aflossing van een ploeg (bij ploegendienst ook)

der Schichtwechsel

2. aflossing (het terugbetalen):

Tilgung f

een maandelijkse aflossing

eine monatliche Tilgungsrate

be·bos·sing <bebossing|en> [bəbɔsɪŋ] N f

op·los·sing <oplossing|en> [ɔplɔsɪŋ] N f

1. oplossing:

oplossing scheik., nat.

Lösung f

2. oplossing (antwoord):

Lösung f

3. oplossing (bijlegging):

Lösung f

4. oplossing (beëindiging, uitweg):

Lösung f

ver·gis·sing <vergissing|en> [vərɣɪsɪŋ] N f

Irrtum m

vergissing (onoplettendheid)

Versehen nt

bij [o. per ] vergissing

irrtümlich(erweise)

bij [o. per ] vergissing

bij [o. per ] vergissing

er is een vergissing in het spel

es liegt ein Irrtum vor

een vergissing maken/herstellen

einen Irrtum begehen/berichtigen

be·slis·sing <beslissing|en> [bəslɪsɪŋ] N f

1. beslissing (besluit):

een beslissing nemen

eine Entscheidung treffen

2. beslissing (doorslag):

uit·dos·sing <uitdossing|en> [œydɔsɪŋ] N f

Aufzug m pej

ver·los·sing <verlossing|en> [vərlɔsɪŋ] N f

1. verlossing (bevrijding):

2. verlossing rel.:

3. verlossing (bevalling):

Browse the dictionary

Dutch

Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski