Dutch » German

om·wen·den <wendde om, h. omgewend> [ɔmwɛndə(n)] VB trans

toe·wen·den <wendde toe, h. toegewend> [tuwɛndə(n)] VB trans

toe·zen·den <zond toe, h. toegezonden> [tuzɛndə(n)] VB trans

door·zen·den <zond door, h. doorgezonden> [dorzɛndə(n)] VB trans

om·wo·nen·den [ɔmwonəndə(n)] N pl

kom·mer·vol [kɔmərvɔl] ADJ

kommervol → kommerlijk

See also kommerlijk

kom·mer·lijk [kɔmərlək] ADJ

1. kommerlijk (vol gebrek):

2. kommerlijk (zorgelijk):

af·wen·den <wendde af, h. afgewend> [ɑfwɛndə(n)] VB trans

af·zen·den <zond af, h. afgezonden> [ɑfsɛndə(n)] VB trans

in·zen·den <zond in, h. ingezonden> [ɪnzɛndə(n)] VB trans

1. inzenden (binnen een ruimte zenden):

na·zen·den <zond na, h. nagezonden> [nazɛndə(n)] VB trans

schen·den <schond, h. geschonden> [sxɛndə(n)] VB trans

2. schenden (onteren):

schänden form
entehren form

weg·zen·den <zond weg, h. weggezonden> [wɛxsɛndə(n)] VB trans

2. wegzenden (wegsturen, afwijzen):

3. wegzenden (ontslaan):

uit·zen·den <zond uit, h. uitgezonden> [œytsɛndə(n)] VB trans

kom·mer [kɔmər] N m geen pl

1. kommer (gebrek):

Elend nt
Not f

kom·mer·lijk [kɔmərlək] ADJ

1. kommerlijk (vol gebrek):

2. kommerlijk (zorgelijk):


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski