Translations for „kwijtdoor“ in the Dutch » German Dictionary

(Go to German » Dutch)

kwij·ting <kwijting|en> [kwɛɪtɪŋ] N f

kwijting

Bezahlung f

kwijting form

Tilgung f

recht·door [rɛxtdor] ADV

1. rechtdoor (in rechte richting vooruit):

rechtdoor

geradeaus

2. rechtdoor (rechtstreeks):

rechtdoor

geradewegs

rechtdoor

auf direktem Weg(e)

rechtdoor

direkt

kwijt [kwɛit] ADJ

1. kwijt (vrij van):

kwijt

los

hij is al die zorgen kwijt

er ist alle Sorgen los

ik wil hem best kwijt

ich möchte ihn loswerden

2. kwijt (het wegschenken, verkopen):

kwijt

los

iets wel kwijt willen

etw loswerden wollen

3. kwijt (beroofd van):

kwijt

verloren

ik ben zijn naam kwijt

ich habe seinen Namen vergessen

door dat bezoek was ik mijn hele morgen kwijt

durch diesen Besuch war der ganze Morgen dahin

4. kwijt (verloren hebbend):

kwijt

verloren

kwijt

weg

ik ben mijn sleutels kwijt

meine Schlüssel sind weg

dat kind is zijn moeder kwijt

das Kind hat seine Mutter verloren

hier·door [hirdor] ADV

hierdoor

hierdurch

waar·door [wardor] ADV

1. waardoor (vragend):

waardoor

wodurch

waardoor werd hij ziek?

wodurch wurde er krank?

2. waardoor (betrekkelijk):

waardoor

durch +acc

waardoor

wodurch

ik weet waardoor het komt

ich weiß, woher [o. wovon] es kommt

de buis waardoor het gas stroomt

das Rohr, durch das das Gas strömt

kwij·ten <kweet zich, h. zich gekweten> [kwɛitə(n)] VB wk ww

kwijten zich kwijten (vervullen):

kwijten

sich entledigen +gen

zich van zijn taak kwijten

sich seiner Aufgabe entledigen

kwijt·ra·ken <raakte kwijt, i. kwijtgeraakt> [kwɛitrakə(n)] VB trans

1. kwijtraken (afkomen van):

kwijtraken

loswerden

zij raakte die gedachte niet kwijt

das ging ihr nicht aus dem Sinn

2. kwijtraken (niet meer beschikken over):

kwijtraken

loswerden

kwijtraken

verlieren

veel geld aan iets kwijtraken

viel Geld bei etw loswerden

de draad kwijtraken

den Faden verlieren

zijn hoofd [o. de kluts ] kwijtraken

kopflos werden

zijn hoofd [o. de kluts ] kwijtraken

den Kopf verlieren

3. kwijtraken (als afvalstof lozen):

kwijtraken

verlieren

de zieke is veel bloed kwijtgeraakt

der Kranke hat viel Blut verloren

4. kwijtraken (verliezen):

kwijtraken

verlieren

kwijtraken

abhandenkommen

kwijtraken

verloren gehen

zijn geld kwijtraken

sein Geld verlieren

ik ben mijn mes kwijtgeraakt

mir ist das Messer abhandengekommen