Translations for „naast“ in the Dutch » German Dictionary

naast¹ [nast] ADJ

naast

nächste(r, s)

de directeur en zijn naaste medewerkers

der Direktor und seine nächsten Mitarbeiter

in zijn naaste omgeving

in seiner näheren Umgebung

in de naaste toekomst

in nächster Zukunft

ten naaste bij

annähernd

naast² [nast] ADV (niet het bedoelde punt treffend)

naast

daneben

naast schieten SPORTS

danebenschießen

naast³ [nast] PREP

naast (richting)

neben +acc

naast (zich terzijde van iem, iets bevindend)

neben +dat

hij schoot de bal naast het doel

er schoss den Ball am Tor vorbei

naast elkaar

nebeneinander

naast iem gaan zitten

sich neben jdn setzen

naast mijn huis is een tuin

neben meinem Haus befindet sich ein Garten

naast iem wonen/lopen

neben jdm wohnen/gehen

naast iem zitten

neben jdm sitzen

het ontwerp is naast praktisch ook mooi

der Entwurf ist nicht nur praktisch, sondern auch schön

Usage examples with naast

naast elkaar

nebeneinander

naast schieten SPORTS

danebenschießen

naast de goal schieten

am Tor vorbeischießen

er lelijk naast zitten

ganz schön danebenhauen

naast iem gaan zitten

sich neben jdn setzen

naast/voor iem gaan

neben/vor jdm hergehen

naast iem wonen/lopen

neben jdm wohnen/gehen

naast iem zitten

neben jdm sitzen

de bal gaat net naast

der Ball geht knapp daneben

ze liepen los naast elkaar

sie gingen nebeneinander her

een bevel naast zich neerleggen fig

einen Befehl nicht befolgen

de benen stevig naast elkaar planten

die Beine auf den Boden stemmen

naast zijn schoenen lopen van trots fig

fürchterlich eingebildet sein

naast mijn huis is een tuin

neben meinem Haus befindet sich ein Garten

dat is niet bepaald naast de deur

das ist nicht gerade nebenan

hij schoot de bal naast het doel

er schoss den Ball am Tor vorbei

het ontwerp is naast praktisch ook mooi

der Entwurf ist nicht nur praktisch, sondern auch schön