Dutch » German

in·dex·cij·fer <indexcijfer|s> [ɪndɛksɛifər] N nt econ.

om·zet·ten1 <zette om, h. omgezet> [ɔmzɛtə(n)] VB trans

1. omzetten (van plaats laten verwisselen):

2. omzetten (in een andere stand brengen):

4. omzetten (verhandelen):

6. omzetten muz.:

kijk·cij·fer <kijkcijfer|s> [kɛiksɛifər] N nt

om·zei·len <omzeilde, h. omzeild> [ɔmzɛilə(n)] VB trans

1. omzeilen (zeilend uit de weg gaan):

ont·cij·fe·ren <ontcijferde, h. ontcijferd> [ɔntsɛifərə(n)] VB trans

1. ontcijferen (met moeite lezen):

cij·fer <cijfer|s> [sɛifər] N nt

4. cijfer (geheimschrift):

5. cijfer (monogram):

rap·port·cij·fer <rapportcijfer|s> [rɑpɔrtsɛifər] N nt

sterf·te·cij·fer <sterftecijfer|s> [stɛrftəsɛifər] N nt


Choose your language Deutsch | English | Español | Italiano | Polski