Translations for „ongelukkig“ in the Dutch » German Dictionary

on·ge·luk·kig <ongelukkige, ongelukkiger, ongelukkigst> [ɔŋɣəlʏkəx] ADJ

1. ongelukkig (personen, ellendig):

ongelukkig

unglücklich

een ongelukkig leven

ein glückloses Leben [o. Dasein]

2. ongelukkig (geen geluk hebbend):

ongelukkig

unglücklich

ongelukkig

unglückselig

ongelukkig

glücklos

een ongelukkige keus maken

eine unglückliche Wahl treffen

3. ongelukkig (zaken, ongunstig):

ongelukkig

unglücklich

ongelukkig

ungünstig

ongelukkig

widrig form

ongelukkig

unselig form

het komt heel ongelukkig uit

es trifft sich ganz ungünstig

een ongelukkige samenloop van omstandigheden

ein unglückliches Zusammentreffen verschiedener Umstände

4. ongelukkig (oorzaak van verdriet zijnd):

ongelukkig

unglücklich

een ongelukkige liefde

eine unglückliche Liebe

5. ongelukkig (met een lichaamsgebrek):

ongelukkig

behindert

Usage examples with ongelukkig

een ongelukkig leven

ein glückloses Leben [o. Dasein]

het komt heel ongelukkig uit

es trifft sich ganz ungünstig

hij is voor zijn leven ongelukkig

er ist für den Rest seines Lebens unglücklich

ongelukkig in het spel, gelukkig in de liefde prov

Glück im Spiel, Pech in der Liebe

alles spant samen om mij ongelukkig te maken

alles hat sich gegen mich verschworen